Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Artikel 57 Groeipakketdecreet

    Derde gearchiveerde versie 
    Dit artikel werd gewijzigd door artikel 10, 2° van het decreet van 1 juli 2022 tot wijziging van artikel 5 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, tot wijziging van het Groeipakketdecreet van 2018 en tot uitlegging van artikel 8 van het Groeipakketdecreet van 2018

     

    §1. Beide ouders van het rechtgevende kind worden aangewezen als begunstigden van de gezinsbijslagen, vermeld in deel 1 van boek 2.

    §2. Slechts één van de ouders wordt aangewezen als begunstigde van de gezinsbijslagen, vermeld in deel 1 van boek 2, in de volgende situaties:

    1. de overlevende ouder als één ouder overleden is;
    2. de ouder met exclusief ouderlijk gezag;
    3. de aanwezige ouder als ten aanzien van één ouder een vermoeden van afwezigheid als vermeld in artikel 112 van het Burgerlijk Wetboek, is vastgesteld door de vrederechter;
    4. de niet uit de ouderlijke macht ontzette ouder als een van de ouders uit de ouderlijke macht is ontzet;
    5. de bekende ouder als één ouder niet bekend is;
    6. de ouder die de bevoegde rechtbank daarvoor aanwijst in het belang van het kind.

    §3. Het rechtgevende kind is de begunstigde van de gezinsbijslagen, vermeld in deel 1 van boek 2:

    1. als het gehuwd is;
    2. als het ontvoogd is of de leeftijd van zestien jaar bereikt heeft, en als het zijn woonplaats niet bij zijn ouders of werkelijke opvoeders heeft. Aan die laatste voorwaarde is voldaan als het kind beschikt over een afzonderlijke woonplaats, namelijk de plaats die als hoofdverblijf is ingeschreven in de bevolkingsregisters overeenkomstig artikel 32, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, of als met officiële documenten wordt aangetoond dat de gegevens in de bevolkingsregisters niet of niet meer overeenstemmen met de realiteit;
    3. als het zelf begunstigde is voor een of meer van zijn kinderen.
    4. als het een niet-begeleide minderjarige is als vermeld in titel XIII, hoofdstuk VI, van de Programmawet (I) van 24 december 2002, als er geen werkelijke opvoeder kan worden aangewezen conform artikel 59 van dit decreet.

    Het rechtgevende kind, vermeld in het eerste lid, kan evenwel in zijn eigen belang een andere persoon als begunstigde aanwijzen, op voorwaarde dat die persoon met het kind in kwestie verbonden is door verwantschap of aanverwantschap in de eerste graad. De verwantschap die verworven is door adoptie, wordt in aanmerking genomen. Als het rechtgevende kind zijn woonplaats niet bij de aangewezen persoon heeft, heeft de aanwijzing geen wijziging van de gezinssamenstelling van die persoon tot gevolg en kan dit kind niet worden meegeteld in het gezin van die persoon tot bepaling van de gezinsgrootte voor de toepassing van artikel 18.

    De Vlaamse Regering kan de wijze bepalen waarop het rechtgevende kind, vermeld in het eerste lid, een andere persoon als begunstigde kan aanwijzen.

    Het rechtgevende kind, vermeld in het eerste lid, is rechtsbekwaam om zelf als eiser of verweerder in rechte op te treden in de geschillen over zijn rechten op de gezinsbijslagen, vermeld in deel 1 van boek 2, met behoud van toepassing van artikel 9, § 1, van titel XIII, hoofdstuk VI, van de Programmawet (I) van 24 december 2002.

    Decreet van 1 juli 2022 tot wijziging van artikel 5 van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, tot wijziging van het Groeipakketdecreet van 2018 en tot uitlegging van artikel 8 van het Groeipakketdecreet van 2018 (B.S. 29.07.2022) - artikel 10 - inwerkingtreding 01.01.2019 van artikel 10, 1° en 3°

    In artikel 57, § 3, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
    aan het eerste lid wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt:
    "4° als het een niet-begeleide minderjarige is als vermeld in titel XIII, hoofdstuk VI, van de Programmawet (I) van 24 december 2002, als er geen werkelijke opvoeder kan worden aangewezen conform artikel 59 van dit decreet.
    2° het tweede en derde lid worden opgeheven;
    aan het bestaande vierde lid, dat het tweede lid wordt, wordt de zinsnede ", met behoud van toepassing van artikel 9, § 1, van titel XIII, hoofdstuk VI, van de Programmawet (I) van 24 december 2002" toegevoegd.

    ________________________________________

    Decreet van 21 mei 2021 tot wijziging van diverse decreten over welzijn, volksgezondheid en gezin (B.S. 18.06.2021) – hoofdstuk 12 - artikel 64 - inwerkingtreding 28.06.2021

    Aan artikel 57, §2, van hetzelfde decreet wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt:

    “6° de ouder die de bevoegde rechtbank daarvoor aanwijst in het belang van het kind.”.

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top