Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

CO 1281 van 20 oktober 1994 - Jonge werkzoekende - Verlenging van de toekenningsperiode - KB van 15 september 1994 tot wijziging van KB van 12 augustus 1985 tot uitvoering van Art. 62, §6 SWKL en KB van 25 februari 1994 tot bepaling van de toekenningsvoorwaarden van de gezinsbijslag in hoofde van de werklozen

    Het koninklijk besluit van 15 september 1994 (B.S. 8 oktober 1994) heeft het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62 § 61 , S.W.K.L. gewijzigd.

    In het verleden werd aan de jonge werkzoekende kinderbijslag toegekend gedurende een periode van 180 of 90 dagen, naargelang het kind de leeftijd van 18 jaar al of niet bereikt had op het ogenblik van zijn aanvraag om werkloosheids- of wachtuitkering. Deze periode viel samen met de wachttijd die de jongere moest doorlopen vooraleer aanspraak te kunnen maken op wachtuitkeringen.

    De wachttijd in de werkloosheidsreglementering werd echter vanaf 1 juli 1994 verlengd door het koninklijk besluit van 27 december 1993.

    Teneinde de kinderbijslagreglementering nog steeds te laten aansluiten bij de werkloosheidsreglementering verlengt het koninklijk besluit van 15 september 1994 de toekenningsperiode in de kinderbijslagreglementering tot respectievelijk 270 en 180 dagen.

    Concreet betekent dit dat de toekenningsperiode in de
    kinderbijslagreglementering gebracht wordt op 180 dagen indien het kind de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt had op het ogenblik van zijn aanvraag om werkloosheids- of wachtuitkering. De toekenningsperiode wordt op 270 dagen gebracht indien het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt heeft op het ogenblik van zijn aanvraag om werkloosheids- of wachtuitkeringen.

    Het koninklijk besluit van 15 september 1994 past logischerwijze dan ook het koninklijk besluit van 25 februari 1994 tot bepaling van de toekenningsvoorwaarden van de gezinsbijslag in hoofde van de werklozen aan. Immers de niet-vergoede werkloze kan geen aanspraak maken op kinderbijslag krachtens artikel 56novies, S.W.K.L. tijdens een periode berekend op basis van het hogervermelde koninklijk besluit van 12 augustus 1985.

    Het koninklijk besluit van 15 september 1994 trad in werking op 1 juli 1994.

    1. Algemeen principe

    De nieuwe bepalingen moeten in principe toegepast worden op alle jongeren die op 30 juni 1994 hun studies beëindigen en zich inschrijven als werkzoekende vanaf 1 juli 1994.

    Bijvoorbeeld :

    Een jongere die de leeftijd van 18 jaar bereikt heeft, beëindigd zijn studies op 30 juni 1994. Hij schrijft zich in als werkzoekende op 1 augustus 1994. De nieuwe bepalingen moeten worden toegepast. Dit betekent dat de jongere aanspraak zal kunnen maken op kinderbijslag gedurende een toekenningsperiode van 270 dagen te rekenen vanaf 1 augustus 1994.

    2. Overgangsbepalingen

    Artikel 8 van het koninklijk besluit van 15 september 1994 voert een overgangsmaatregel in.

    Dit artikel bepaalt dat de reglementering zoals deze bestond vóór de inwerkingtreding van het besluit (dus vóór 1 juli 1994) van kracht blijft in de hiernavolgende gevallen:

    • op de aanvragen tot wachtuitkeringen die worden ingediend vóór 1 september 1994 door een jongere die op het tijdstip van die aanvraag minder dan 18 jaar oud is;
    • op de aanvragen tot wachtuitkeringen die worden ingediend vóór 1 januari 1995 door een jongere die op het tijdstip van die aanvraag de leeftijd van 18 jaar bereikt heeft.

    Dit betekent dat de overgangsbepalingen van toepassing zijn in de hiernavolgende gevallen:

    1. de jongere die vóór het bereiken van de leeftijd van 18 jaar: voldaan heeft aan de verplichtingen inzake de leerplicht, zich ingeschreven heeft als werkzoekende vóór 1 juli 1994 en zijn aanvraag tot het bekomen van de wachtuitkering in toepassing van de vroegere bepalingen van de werkloosheidsreglementering ingediend heeft vóór 1 september 1994.
      Dit geval wordt volledigheidshalve aangehaald, maar is eerder een hypothetische mogelijkheid die zich zelden of nooit zal voordoen.
    2. de jongere die zich op 1 juli 1994 inschrijft als werkzoekende en op dat ogenblik minder dan 18 jaar oud is. Hij moet bovendien na afloop van de wachttijd voorzien in toepassing van de vroegere bepalingen van de werkloosheidsreglementering de wachtuitkering aanvragen op een ogenblik dat hij minstens de leeftijd van 18 jaar bereikt heeft én deze aanvraag moet bovendien toekomen bij de uitbetalingsinstelling vóór 1 januari 19952 .

    Bijvoorbeeld :

    a. Een jongere (°11/9/76) beëindigt zijn studies op 30 juni 1994 en schrijft zich in als werkzoekende op 1 juli 1994. Hij is op dat ogenblik minder dan 18 jaar oud.

    Deze jongere bereikt op 29 december 1994 op basis van de vroegere bepalingen van de werkloosheidsreglementering voldoende dagen wachttijd en is op dat ogenblik ouder dan 18 jaar. Indien zijn aanvraag tot het bekomen van de wachtuitkeringen bij de uitbetalingsinstelling toekomt vóór 1 januari 1995 valt hij onder toepassing van de overgangsmaatregel.

    Deze jongere zal aanspraak kunnen maken op kinderbijslag gedurende een toekenningsperiode van 180 dagen te rekenen vanaf 1 juli 1994. De vroegere reglementering blijft dus gelden.

    b. Dezelfde situatie als in voorbeeld a maar de jongere schrijft zich in als werkzoekende op 4 juli 1994.

    Volgens de vroegere bepalingen van de werkloosheidsreglementering bereikt deze jongere slechts voldoende dagen wachttijd nà 1 januari 1995. Hij voldoet dus niet aan de voorwaarden van de overgangsmaatregel.

    Deze jongere valt onder de bepalingen van het nieuwe systeem. Hij zal aanspraak kunnen maken op kinderbijslag gedurende een toekenningsperiode van 270 dagen te rekenen vanaf 1 juli 19943 .

    3. de jongere die na de leeftijd van 18 jaar bereikt te hebben zijn studies onderbroken heeft in de loop van het schooljaar, zich inschrijft als werkzoekende vóór 1 juli 1994 en op basis van de vroegere bepalingen zijn aanvraag tot het bekomen van de wachtuitkering kan indienen vóór 1 januari 1995.

    Bijvoorbeeld :

    a. Een jongere (°25/05/76) onderbreekt zijn studies op 26 mei 1994 en schrijft zich in als werkzoekende op 26 mei 1994.

    Indien op basis van de stopgezette studies aanspraak kan worden gemaakt op wachtuitkeringen zou in het oude systeem deze jongere een wachttijd van 6 maanden moeten doorlopen te rekenen vanaf 26 mei 1994.

    Dit betekent dat deze jongere zijn aanvraag tot wachtuitkering kan indienen vóór 1 januari 1995. Indien hij deze aanvraag ook werkelijk indient voor deze datum voldoet hij aan de voorwaarden voor de toepassing van de overgangsmaatregel.

    Voor hem blijven de bepalingen van het vroegere systeem van kracht. Hij kan aanspraak maken op kinderbijslag gedurende een toekenningsperiode van 180 dagen te rekenen vanaf 26 mei 1994.

    b. Een jongere (°25/05/76) beëindigt zijn studies op 30 juni 1994 en schrijft zich in als werkzoekende op 1 augustus 1994. Hij is op dat ogenblik ouder dan 18 jaar.

    Voor deze jongere zou op basis van de vroegere bepalingen van de werkloosheidsreglementering op 1 augustus 1994 een wachttijd van 6 maanden begonnen zijn. De wachttijd zou dus beëindigd zijn eind januari 1995.

    Dit betekent dat deze jongere vóór 1 januari 1995 geen aanvraag tot wachtuitkering kan indienen bij gebrek aan voldoende dagen. Hij voldoet dus niet aan de voorwaarden van de overgangsbepaling.

    Op deze jongere zijn de bepalingen van het nieuwe systeem van toepassing. Hij kan aanspraak maken op kinderbijslag gedurende een toekenningsperiode van 270 dagen te rekenen vanaf 1 augustus 19944 .

    4. de jonger die ouder is dan 18 jaar op het ogenblik van de inschrijving als werkzoekende en in de loop van juli 1994 voldoende arbeidsdagen onderworpen aan de R.S.Z., sector werkloosheid kan bewijzen om de wachttijd voorzien in toepassing van de vroegere bepalingen van de werkloosheidsreglementering beëindigd te kunnen hebben vóór 1 januari 1995.

    Bijvoorbeeld :

    Een jongere (°25/05/76) beëindigt zijn studies op 30 juni 1994 en schrijft zich in als werkzoekende op 1 augustus 1994. Hij is op dat ogenblik ouder dan 18 jaar.

    Hij werkt de ganse maand juli in het kader van een arbeidsovereenkomst (4). Deze arbeidsprestaties tellen volgens de bepalingen van de werkloosheidsreglementering mee voor de berekening van de wachttijd. Aldus heeft deze jongere voldoende dagen om een aanvraag tot het bekomen van wachtuitkeringen te kunnen indienen vóór 1 januari 1995.

    Indien hij deze aanvraag ook werkelijk indient vóór deze datum kan hij aanspraak maken op de toepassing van de overgangsmaatregel. De vroegere reglementering blijft dus van toepassing. Deze jongere zal dus aanspraak kunnen maken op kinderbijslag gedurende een toekenningsperiode van 180 dagen te rekenen vanaf 1 augustus 1994.

    • 1Artikel 62, § 6 lezen als artikel 62, § 5.
    • 2De jongere mag dus geen studentenovereenkomst hebben uitgeoefend die aanleiding heeft gegeven tot de verlenging van de wachttijd.
    • 3Dit is in feite de toepassing van het algemeen principe (zie punt I).
    • 4Dit geldt dus niet voor een overeenkomst in het kader van een tewerkstelling voor studenten.
    Top