Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

CO 855 van 15 juli 1969 - Betaling van gezinsbijslag uit het reservefonds van de RKW, ten behoeve van sommige categorieën werklozen die geen werkloosheidsuitkering genieten en die evenmin recht hebben op k...

    (...)

    Sommige categorieën van werklozen die om bepaalde redenen uitgesloten worden uit het genot van de werkloosheidsuitkering genieten (...), in de huidige stand van de wettelijke regeling, (...) geen kinderbijslag.

    Ten einde deze toestand te verhelpen wanneer de uitsluiting uit het genot van de gezinsbijslag sociaal niet gerechtvaardigd lijkt, heeft het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, beslist deze bijslag te verlenen uit het reservefonds ten behoeve van de twee volgende categorieën van werklozen:

    1. Degenen die een beperking van hun recht op werkloosheidsuitkering ondergaan ingevolge afdanking om billijke reden, gelet op hun houding of om dringende reden.

    Deze werklozen worden meestal, bij wijze van strafmaatregel, tijdelijk uitgesloten uit het genot van de werkloosheidsuitkering en verliezen daardoor eveneens hun recht op gezinsbijslag.

    2. Degenen die wegens ziekte of ongeval een einde zien te stellen aan hun recht op werkloosheidsuitkering en die, of zij al dan niet ziekte- of invaliditeitsuitkering genieten, uitgesloten zijn van het genot van deze bijslag, bij toepassing van artikel 59 der gecoördineerde wetten.

    Als voorbeeld wezen hier aangehaald de jonge werklozen die na het beëindigen van hun studiën werkloosheidsuitkering genoten en die ziek worden of ook nog de personen die uit Congo gerepatrieerd werden en die tijdens een periode waarover zij werkloosheidsuitkering genoten ziek worden, maar die voorheen nooit in België hebben gewerkt.

    De Minister van Sociale Voorzorg heeft, overeenkomstig artikel 106 der gecoördineerde wetten, deze beslissing goedgekeurd op 26 februari 1969.

    Zij is slechts geldig over het jaar 19691 .

    I. ONDERZOEK VAN HET RECHT EN BETALING VAN DE GEZINSBIJSLAG

    1. Werklozen die een beperking van hun recht op werkloosheidsuitkering ondergaan ingevolge afdanking om billijke reden, gelet op hun houding of om ernstige tekortkoming.

    De gezinsbijslag zal voor de periode waarover de strafmaatregel uitwerking heeft, betaald worden door het kinderbijslagfonds dat, eventueel vóór als na, de bijslag zal moeten betalen als werkloze.

    Het recht zal worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van de gecoördineerde wetten, met dien verstande dat elk ander recht dat ten behoeve van de rechtgevende kinderen, op grond van deze wetten, zou gelden, op het recht ten laste van het reservefonds voorrang heeft.

    De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening zal aan de bevoegde kinderbijslaginstelling een verklaring bezorgen opgemaakt als volgt:

    a) Betalingen over de periode van 1 januari 1969 tot 30 april 1969

    De werkloze wiens recht tijdens deze periode wegens de bovenvermelde reden onderbroken is geweest, zendt naar het bevoegde gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, door bemiddeling van de betalingsinstelling, een kaart C3/4, waarop in de linkermarge, de periode van uitsluiting vermeld is waarvoor kinderbijslag gevraagd wordt.

    Het gewestelijk bureau brengt een kruisje aan in de vakjes die overeenstemmen met de periode van uitsluiting tijdens welke de werkloze gecontroleerd is geweest en als werkzoeker ingeschreven is gebleven. Onder punt b) van de kaart wordt het aantal dagen opgegeven waarover bijslag verschuldigd is over de uitsluitingsperiode.

    In de rechtermarge van de kaart vermeldt het gewestelijk bureau "ten laste van het reservefonds van de R.K.W.".

    De ingevulde kaarten worden nadien aan de betalingsinstelling teruggezonden die ze doorzendt naar het kinderbijslagfonds waarbij de werkgever aangesloten is die de werkloze op het ogenblik van zijn afdanking tewerkstelde.

    b) Betalingen over de periode na 30 april 1969

    Wanneer de directeur van het gewestelijk bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een beslissing tot uitsluiting neemt, zendt hij een afschrift ervan door aan het bevoegde kinderbijslagfonds.

    Deze mededeling vermeld o.m. dat het recht op gezinsbijslag over de uitsluitingsperiode behouden blijft.

    De betalingsinstelling zendt de kaarten C3/4 die de betrokkene overhandigt, zoals voor de gewone gevallen, door aan het bevoegde kinderbijslagfonds nadat het onder punt b) van dit document vermeld heeft:

    1° het aantal dagen zonder uitkering waarover kinderbijslag verschuldigd is ten laste van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;

    2° het aantal dagen zonder uitkering, waarover tijdens de uitsluitingsperiode de kinderbijslag verschuldigd is ten laste van het reservefonds van de R.K.W. Dat laatste cijfer wordt van het eerste gescheiden door een breukstreep.

    De betalingsinstelling herhaalt in de rechtermarge van de kaart C3/4 het onder 2° bedoelde getal waarop de vermelding volgt:
    "ten laste van het reservefonds van de R.K.W."

    Wanneer de door de directeur van het gewestelijk bureau getroffen beslissing door een klachtencommissie gewijzigd of vernietigd wordt, zal deze wijziging aan het Kinderbijslagfonds ter kennis gebracht worden zodra zij definitief is geworden. Deze kennisgeving zal o.m. vermelden dat het bedrag van de gezinsbijslag over de betrokken periode die voordien ten laste van het reservefonds van de R.K.W. betaald werd, op de rekening van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening moet worden gebracht.

    2. Werklozen die wegens ziekte of ongeval uit het genot van de werkloosheidsuitkering uitgesloten worden en die, of zij al dan niet ziekte- of invaliditeitsuitkering genieten, uitgesloten zijn, bij toepassing van artikel 59 der gecoördineerde wetten.

    De kinderbijslaginstelling die aan de betrokkene, in zijn hoedanigheid van werkloze de gezinsbijslag verleende zal deze bijslag doorbetalen over de periode van de arbeidsongeschiktheid, overeenkomstig de bepalingen der gecoördineerde wetten, met dien verstande dat elk ander recht dat op grond van deze wetten kan bestaan, voorrang heeft op het recht ten laste van het reservefonds zelfs indien dit laatste voordeliger zou zijn.

    De arbeidsongeschiktheid van minstens 66 % zal moeten bewezen worden aan de hand van:

    a) een getuigschrift van het bevoegde ziekenfonds, indien de betrokkene ziekte- of invaliditeitsuitkering geniet;

    b) een vaststelling van arbeidsongeschiktheid opgemaakt door de deskundige geneesheer van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers (formulier mod. 82) wanneer de betrokkene geen ziekte- of invaliditeitsuitkering geniet.

    II. TOEKENNING VAN DE GEZINSBIJSLAG

    Het kinderbijslagfonds dat de onder punt I bedoelde gezinsbijslag ten laste van het reservefonds van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers heeft betaald, zal de uitgave aangeven onder de daartoe bestemde rubriek die in de driemaandelijkse aangifte zal worden ingelast.

    Deze werklozen vallen in de huidige stand van de wetgeving, in het toepassingsgebied van artikel 56 of 56novies GW. Deze omzendbrief is enkel nog van toepassing op de oude gevallen die niet verjaard zijn.

    • 1Deze beslissing werd jaarlijks hernieuwd: zie lijst van de C.O.'s die C.O. 1248, infra verlengen.
    Top