Kruimelpad
CO 1079 van 1 juli 1980 - Kinderen die buiten het Rijk worden opgevoed - Begrip en afwijking - Art. 52, 1e lid van SWKL - Toepassing van de MO 190 van 6 maart 1963
Tekst
Bij de omzendbrief nr. 190 van 6 maart 1963 besliste de Minister, op eensluidend advies van de Commissie van Advies inzake Controle en Betwiste Zaken, de wettelijke beperking, volgens welke het kind in België moet worden opgevoed, op te heffen in alle gevallen waarin het betrokken kind een studiebeurs geniet voor het volgen van de lessen in het buitenland.
Bij brief van 26 februari 1980, kenmerk: 2708/80/K.02.1/RJ/934, heeft de Minister gepreciseerd dat, voor de toepassing van punt B.1., 1ste lid, de studiebeurs door België of door een vreemd land toegekend zijn, maar dat de kinderen normaal in België moeten verblijven.
Door deze nadere regeling worden bijgevolg de normaal in het buitenland verblijvende kinderen van het voordeel van de algemene afwijking uitgesloten. Deze uitsluiting valt binnen de context van de voormelde omzendbrief nr. 190, die enkel betrekking heeft op de toestand van de kinderen die zich naar het buitenland begeven na in België te hebben verbleven.
De kinderbijslagfondsen worden verzocht vanaf de datum van deze omzendbrief de gevallen te herzien waarvoor de kinderbijslag toegekend wordt als gevolg van een extensieve interpretatie die ertoe geleid heeft de afwijking eveneens toe te passen ten aanzien van de buitenlandse kinderen die normaal in het buitenland verblijven en een door hun land toegekend studiebeurs genieten.