Kruimelpad
12 augustus 1985 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 62, § 5 van de Algemene kinderbijslagwet (BS 21.8.1985)
Tekst
Artikel 1. § 1. De kinderbijslag wordt gedurende een periode van 360 kalenderdagen toegekend voor een kind dat studies, een leertijd, een vorming of een stage om in een ambt te worden benoemd, beëindigt die voldeden aan de voorwaarden bepaald door of krachtens artikel 62 AKBW op voorwaarde:
1°dat het zich ingeschreven heeft als werkzoekende. De ambtshalve uitschrijving achteraf door een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling is geen beletsel voor de toepassing van dit besluit;
2°dat het niet werkloos is om redenen afhankelijk van zijn wil zoals bedoeld in de werkloosheidsreglementering.
§ 2 De in § 1 bedoelde periode van 360 kalenderdagen begint:
1°op 1 augustus na het laatste school- of academiejaar;
2°de dag na het einde van alle activiteiten opgelegd door het studieprogramma als dat einde valt na 1 augustus, of de dag na het einde van de leertijd of vorming;
3°de dag na de inlevering van een eindverhandeling hoger onderwijs of de dag na de onderbreking van de voorbereiding ervan;
4°de dag na het einde van de stageperiode vereist om in een openbaar ambt te worden benoemd, of de dag na de onderbreking van die stage;
5°de dag na de datum waarop een nieuwe studie, leertijd of vorming voortijdig beëindigd werd, op voorwaarde dat:
a)geen termijn van meer dan vijftien maanden is verlopen tussen het einde van een studie, leertijd of vorming en het begin van de nieuwe studie, leertijd of vorming;
b)de nieuwe studie, leertijd of vorming minstens zes maanden heeft geduurd indien de in a) vermelde termijn overschreden is.
§ 3. De bepalingen van § 2, 1°, zijn van toepassing op het kind dat na het laatste school- of academiejaar beëindigd in de maand juni 2011, op de dag van zijn inschrijving als werkzoekende jonger is dan 18 jaar.
Art. 2. (Opgeheven)
Art. 3. (Opgeheven)
Art. 4. § 1. De in artikel 1, § 1 bepaalde periode van 360 kalenderdagen wordt verlengd met de periode gedurende welke het kind overeenkomstig de werkloosheidsreglementering wegens ziekte geschorst was als werkzoekende.
Indien het kind zich op het tijdstip waarop de voormelde periode had moeten ingaan, wegens ziekte niet kon laten inschrijven als werkzoekende overeenkomstig de werkloosheidsreglementering, wordt de kinderbijslag toegekend gedurende de hele periode waarin de jonge schoolverlater zich niet kon laten inschrijven als werkzoekende, evenals gedurende de daarop volgende toekenningsperiode van 360 kalenderdagen, indien het kind zich aansluitend aan de ziekteperiode inschrijft als werkzoekende.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien het kind zich, aansluitend aan de ziekteperiode, niet opnieuw of niet meer inschrijft als werkzoekende.
§ 1/2. De in artikel 1, § 1, bepaalde periode van 360 kalenderdagen wordt eveneens verlengd met de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bepaalde periode waarmee de beroepsinschakelingstijd verlengd wordt tot het kind een tweede positieve evaluatie van de inspanningen om werk te vinden krijgt, als het kind een nieuwe evaluatie van zijn zoeken naar werk aangevraagd heeft binnen vijftien werkdagen na de datum waarop een dergelijke aanvraag mogelijk is in toepassing van artikel 36, § 8, tweede lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
§ 2. De toekenning van de kinderbijslag wordt geschorst voor de hele maand waarin het kind een bruto-inkomen ontvangt uit een winstgevende activiteit of een sociale uitkering geniet op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen, beroepsziekten of werkloosheid, of beide samen, van meer dan 394,15 EUR per maand. Dat bedrag is gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen. Het evolueert volgens de bepalingen van artikel 76bis, §§ 1 en 3 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
Wanneer de inkomsten voortvloeien uit een activiteit als werknemer, moet er rekening worden gehouden met de belasbare inkomsten voortvloeiend uit deze activiteit.
Wanneer de inkomsten voortvloeien uit een zelfstandige activiteit, moeten de beroepsinkomsten verkregen uit de zelfstandige activiteit, bedoeld in artikel 11, §2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, worden vermenigvuldigd met een breuk gelijk aan 100/80.
De aldus bekomen beroepsinkomsten, alsook de belastbare vervangingsinkomsten, welke het kind in voorkomend geval geniet, worden samengeteld, binnen de grenzen van het fiscale aanslagjaar en vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop ze betrekking hebben.
Art. 5 Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1984
Art. 6 Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Historiek
Het K.B. van 22.05.2014 (B.S. 25.06.2014), van kracht vanaf 05.07.2014 en van toepassing op werkzoekende schoolverlaters
voor wie de beroepsinschakelingstijd ten vroegste op 01.08.2013 begint, heeft in artikel 4 een paragraaf § 1/2 ingevoegd, luidende:
"§ 1/2. De in artikel 1, § 1, bepaalde periode van 360 kalenderdagen wordt eveneens verlengd met de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bepaalde periode waarmee de beroepsinschakelingstijd verlengd wordt tot het kind een tweede positieve evaluatie van de inspanningen om werk te vinden krijgt, als het kind een nieuwe evaluatie van zijn zoeken naar werk aangevraagd heeft binnen vijftien werkdagen na de datum waarop een dergelijke aanvraag mogelijk is in toepassing van artikel 36, § 8, tweede lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering."