Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Artikel 13 BVR R&P Begunstigden

    Gearchiveerde versie

     

    De schuldenaar aan wie een beslissing tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag is meegedeeld, kan bij de uitbetalingsactor, waarbij de schuld is ontstaan, een verzoek indienen om van die terugvordering af te zien. De uitbetalingsactor die dat verzoek ontvangt, stuurt een ontvangstbewijs naar de begunstigde.

    Een verzoek, in de zin van het eerste lid, om af te zien van de terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag kan alleen ingewilligd worden als de schuldenaar voldoet aan de volgende twee voorwaarden:

    1. te goeder trouw zijn;
    2. zich in een onzekere financiële situatie bevinden.

    In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder te goeder trouw: het niet weten of redelijkerwijze niet kunnen weten dat men ten onrechte toelagen in het kader van het gezinsbeleid ontvangen heeft.

    De financiële situatie, vermeld in het tweede lid, 2°, wordt beoordeeld op basis van de bestaansmiddelen van het gezin.

    Als de bestaansmiddelen van de schuldenaar en van een eventuele echtgenoot, persoon met wie de schuldenaar wettelijk samenwoont of persoon met wie de schuldenaar een feitelijk gezin vormt opgeteld zijn, wordt een forfaitaire vermindering toegekend voor de echtgenoot, persoon met wie de schuldenaar wettelijk samenwoont of persoon met wie de schuldenaar een feitelijk gezin vormt en voor elk kind van het gezin dat kinderbijslag ontvangt. Het bedrag wordt vergeleken met de maximum- en minimumgrens, vermeld in artikel 1409, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek. Bevindt de schuldenaar zich onder de minimumgrens dan wordt afgezien van terugvordering. Bevindt de schuldenaar zich boven de maximumgrens dan is afzien van de terugvordering niet mogelijk. Tussen die twee grenzen kan gradueel afgezien worden van de terugvordering van de onverschuldigde betaling. De minister stelt de tussenliggende grenzen vast alsook de graduele terugvordering die op deze basis mogelijk is.

    Als bestaansmiddelen, zoals vermeld in het vierde lid, worden beschouwd alle gelden van welke aard ook waarover het gezin van de schuldenaar beschikt, behalve de toelagen in het kader van het gezinsbeleid en andere gezinsuitkeringen die de schuldenaar zelf en de personen aangeduid in het voorgaande lid ontvangen.

    De forfaitaire vermindering uit het vijfde lid bedraagt 224 euro en wordt geïndexeerd overeenkomst artikel 4, §1 van het decreet van 27 april 2018.

    De minister bepaalt op welke wijze de bestaansmiddelen gecontroleerd worden om een onzekere financiële situatie als vermeld in het tweede lid, 2°, vast te stellen.

    In het vierde lid wordt feitelijk gezin gebruikt zoals beschreven in artikel 1, 2°, van het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de nadere regels voor het toekennen van een sociale toeslag.

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Datum einde geldigheid
    Top