Kruimelpad
Artikel 52 BVR Zorgtoeslag
Tekst
§1. In dit artikel wordt verstaan onder plaatsende overheid: een openbare overheid van justitie en van volksgezondheid, hoven en rechtbanken, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, federale, communautaire, gewestelijke, provinciale en gemeentelijke overheidsdiensten ter bescherming van de jeugd, voor openbare bijstand of ten behoeve van personen met een handicap. De plaatsende overheid kan een buitenlandse overheid zijn.
§2. De forfaitaire pleegzorgbijslag, vermeld in artikel 219, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018, is verschuldigd aan de bijslagtrekkende die de kinderbijslag voor het geplaatste kind ontving onmiddellijk voor de plaatsing, zolang die regelmatig contact onderhoudt met of belangstelling toont voor het kind.
§3. De uitbetalingsactor beslist de forfaitaire pleegzorgbijslag niet langer toe te kennen als de plaatsende overheid hem laat weten dat de bijslagtrekkende geen regelmatig contact meer onderhoudt met het kind of geen belangstelling toont voor het kind.
In het geval, vermeld in het eerste lid, wordt de betaling van de forfaitaire pleegzorgbijslag, vermeld in artikel 219, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018, stopgezet vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de uitbetalingsactor de desbetreffende beslissing van de plaatsende overheid heeft ontvangen.
§4. Als de uitbetalingsactor kennisneemt van feiten of verklaringen waaruit blijkt dat er geen regelmatig contact meer is tussen het geplaatste kind en de bijslagtrekkende van de forfaitaire pleegzorgbijslag of dat er een gebrek is aan belangstelling van de bijslagtrekkende voor het kind, geeft de uitbetalingsactor die informatie door aan de plaatsende overheid. De betaling van de pleegzorgtoeslag wordt voortgezet zolang er geen bericht van de plaatsende overheid, vermeld in paragraaf 3, wordt ontvangen.
§5. Als de bijslagtrekkende van de forfaitaire pleegzorgbijslag ontzet wordt uit de ouderlijke macht, is die bijslag niet langer verschuldigd. In dat geval wordt de betaling van de forfaitaire pleegzorgbijslag, vermeld in artikel 219, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018, stopgezet vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de uitbetalingsactor de desbetreffende gerechtelijke beslissing tot de ontzetting uit de ouderlijke macht heeft ontvangen.