§1. De zorgtoeslag voor het kind met een specifieke ondersteuningsbehoefte wordt toegekend tot de leeftijd van 21 jaar.
§2. Als het kind een winstgevende activiteit verricht, wordt de maandelijkse zorgtoeslag voor het kind met een specifieke ondersteuningsbehoefte geschorst, tenzij die activiteit:
- gedurende maximaal 475 uur waarvoor een verminderde sociale bijdrage verschuldigd is, wordt uitgeoefend in het kader van een arbeidsovereenkomst voor studenten als vermeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
- in een maand niet meer dan tachtig uur wordt uitgeoefend in het kader van elke tewerkstelling, die geen tewerkstelling is als vermeld in punt 1°;
- door een kind als zelfstandige wordt uitgeoefend en daarbij geen bijdragen als een zelfstandige in hoofdberoep verschuldigd is;
- uitgeoefend wordt in een maatwerkbedrijf.
Als het kind een sociale uitkering ontvangt op basis van een Belgische of buitenlandse regeling over ziekte, invaliditeit, werkloosheid of loopbaanonderbreking als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, of een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming ontvangt als vermeld in artikel 2, § 1 en § 2, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, wordt de maandelijkse zorgtoeslag voor het kind met een specifieke ondersteuningsbehoefte geschorst voor de maand waarop de uitkering betrekking heeft. Als het kind een beroepsinschakelingsuitkering of een sociale uitkering die voortvloeit uit een activiteit in een maatwerkbedrijf, of die voortvloeit uit een tewerkstelling tijdens een systeem van alternerend leren, een leerovereenkomst of een bezoldigde stageovereenkomst, ontvangt, wordt de maandelijkse zorgtoeslag niet geschorst.
Het jaarlijkse quotum van 475 uur, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt voor de jaren 2023 en 2024 op 600 uur gebracht.
§3. De tewerkstelling van het kind dat een systeem van alternerend leren en werken volgt, in het kader van de praktische opleiding op de werkplek, of werkt met een bezoldigde stageovereenkomst wordt niet beschouwd als een winstgevende activiteit. Met betrekking tot de voorwaarden gesteld in het eerste lid van de tweede paragraaf van dit artikel, moeten de voorwaarden uit artikel 1, 2°, derde zin van het Koninklijk Besluit van 14 juli 1995 waarbij sommige categorieën studenten uit het toepassingsgebied van Titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten worden gesloten, vervuld worden in hoofde van de leerling die een systeem van alternerend leren en werken volgt.
§4. De tewerkstelling van het kind in het kader van een leerovereenkomst wordt niet beschouwd als een winstgevende activiteit.