Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

996/44 van 15 december 2003 - Nieuw statuut voor onthaalouders aangesloten bij een erkende en gesubsidieerde onthaaldienst - Gevolgen voor het recht op een toeslag

    Kenmerken van het statuut

    Sedert 1 april 2003 genieten "onthaalouders" aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen een specifieke sociale bescherming1 . Ingevolge dit nieuwe sociaal statuut zijn zij beschermd tegen ziekte, arbeidsongeval en beroepsziekten. Zij hebben recht op tegemoetkomingen voor geneeskundige zorgen, kunnen kinderbijslagen aanvragen op grond van hun onthaalactiviteit en pensioenrechten opbouwen.

    Het gaat niet om personen die op zelfstandige basis of als werknemer opvangdiensten leveren. De bedoelde onthaalouder is niet verbonden door een arbeidsovereenkomst en ontvangt geen loon. Er wordt wel een onkostenvergoeding2 betaald en sociale zekerheid3 ingehouden op basis van een " fictief loon", dat in evenredigheid is met het aantal kinderen die worden opgevangen.

    Daarnaast kent de RVA een "opvanguitkering4 " toe wanneer het kind buiten de wil van de onthaalouder afwezig is bijv. wegens ziekte of vakantie van de ouders, etc..... Het is een nieuwe uitkering "sui generis" die specifiek is voor de onthaalouders.

    Gevolgen voor de kinderbijslag

    Het bijzonder karakter van het nieuw statuut doet vragen rijzen naar de weerslag op het recht op de toeslagen voorzien in artikel 42bis en 50ter Kinderbijslagwet (cfr. Koninklijk Besluit van 12 april 1984 tot uitvoering van de artikelen 42bis en 56, § 2 Kinderbijslagwet).

    De onthaalouder is de rechthebbende zelf

    Kan de onthaalouder die arbeidsongeschikt, gepensioneerd, gehandicapt is of een opvanguitkering geniet aanspraak maken op de sociale supplementen, als aan al de voorwaarden van het statuut van rechthebbende met personen te laste, zoals bepaald in het voornoemd besluit van 12 april 1984 is voldaan?

    Antwoord:

    Voor de sectoren pensioenen, gezinsbijslag, moederschapsrust, arbeidsongeschiktheid en invaliditeit, arbeidsongevallen en beroepsziekten vallen de erkende onthaalouders onder een gelijkaardig sociaal statuut als de werknemers.

    De gepensioneerde (artikel 57, KBW) en arbeidsongeschikte (artikel 56, § 2, KBW) onthaalouder hebben in principe recht op de sociale supplementen, bedoeld in de artikelen 42bis en 50ter, KBW indien voldaan is aan de voorwaarden van het KB van 12 april 1984 tot uitvoering van de artikelen 42bis en 56, § 2, SWKL. De onthaalouder na elke opvangactiviteit stopgezet te hebben, kan als werkloze in aanmerking komen voor werkloosheidsuitkeringen en de toeslag 42bis verkrijgen.

    Daarentegen is de onthaalouder die een opvanguitkering geniet, onderworpen aan een specifiek voor de sector uitgewerkte regeling die volledig losstaat van de werkloosheidsreglementering.

    De opvanguitkering wordt toegekend bij afwezigheid van kinderen buiten de wil van de onthaalouder. Het KB van 26 maart 2003 bepaalt het bedrag, de berekeningswijze en de uitbetalingsmodaliteiten van de opvanguitkering.

    Laatstgenoemde regeling houdt in dat de instellingen opgericht om aan de onvrijwillig werklozen de verschuldigde uitkeringen te verzekeren (de RVA) ook de betaling verzekeren van een vergoeding ter gedeeltelijke compensatie van het inkomensverlies dat een onthaalouder door omstandigheden buiten zijn of haar wil lijdt ingevolge de tijdelijke afwezigheid van kinderen die hij of zij normaal opvangt.

    Er is echter geen enkele wettelijke of reglementaire bepaling die de opvanguitkering gelijkstelt met een werkloosheidsuitkering noch de onthaalouder die een opvanguitkering geniet met een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze.

    Zowel bij de RVA als bij Kind en Gezin werd trouwens bevestigd dat het Werkloosheidsbesluit van 25 november 1991 en het Toepassingsbesluit Werkloosheid van 26 november 1991 in geen geval van toepassing zijn op de onthaalouder.

    Wij menen dan ook dat de onthaalouder die een opvanguitkering geniet, niet kan gelijk gesteld worden met een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze zoals bedoeld in artikel 42bis, KBW en bijgevolg geen recht heeft op het sociale supplement voor langdurig werklozen. Het KB van 12 april 1984 tot uitvoering van de artikelen 42bis en 56, § 2, SWKL en het KB van 1 maart 2000 tot uitvoering van artikel 42bis, SWKL en tot wijziging van het KB van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 71, § 1bis, SWKL zijn dan ook niet van toepassing.

    De lacune in het statuut van de onthaalouder met een opvanguitkering beperkt zich trouwens niet tot het recht op de verhoogde bijslag bedoeld in artikel 42bis, KBW maar geldt ook voor de toekenning van het recht op kinderbijslag op grond van artikel 56novies, KBW.

    Teneinde de onthaalouder met een opvanguitkering dezelfde rechten toe te kennen als de volledig of tijdelijk (uitkeringsgerechtigde) werkloze is een aanpassing van de reglementering noodzakelijk.

    De onthaalouder is de partner van de rechthebbende

    Een zieke, invalide, gepensioneerde, gehandicapte of werkloze rechthebbende verliest het statuut van rechthebbende met personen te laste, als de partner een beroepsactiviteit uitoefent waarvan het bedrag een bepaald inkomensplafond overschrijdt. Is de onthaalvergoeding voor de bepaling van het statuut van rechthebbende met personen ten laste te aanzien als een inkomen of is ze vrijgesteld?

    Zijn de uitkeringen die de "partner-onthaalouder" ontvangt als zieke, werkloze, met arbeidsongeval of pensioen, als beroepszieke en in het bijzonder in het genot van de specifieke onthaaluitkering te beschouwen als vervangingsinkomens in de zin van het Koninklijk Besluit van 12 april 1984 (C0 1130) en bijgevolg bij te tellen bij de andere vervangingskomens van de rechthebbende om te bepalen of het inkomensplafond waarboven geen recht meer bestaat op een toeslag is overschreden?

    Antwoord:

    Volgens Informatienota 1991/17 van 3 mei 1991 is de activiteit van de onthaalouder, aangesloten bij een gemeentelijke kinderopvangdienst, in principe geen beroepsactiviteit in de zin van het KB van 12 april 1984.

    Wij menen dat dit standpunt kan behouden blijven, aangezien de erkende onthaalouders noch verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst noch het statuut van zelfstandige hebben.
    Volgens de algemene principes van het fiscaal recht moet de opvang van kinderen eerder gezien worden als vrijwilligerswerk en de eraan verbonden ontvangsten als belastingvrije vergoedingen.

    De bedoelde onkostenvergoeding is dus geen loon maar, overeenkomstig artikel 3, § 1, tweede alinea van het hogervermelde KB van 18 augustus 1975, een tussenkomst die uitsluitend de uitgaven voor onderhoud, opvoeding, behandeling en de administratiekosten vertegenwoordigt.

    Anderzijds bepaalt artikel 3 van het KB van 12 april 1984 wat onder vervangingsinkomens moet worden verstaan nl. pensioenen, renten, tegemoetkomingen, uitkeringen..., o.a. toegekend krachtens Belgische of vreemde wets- of reglementsbepalingen.

    Vermits de bedoelde onkostenvergoeding toegekend wordt op grond van reglementaire bepalingen en niet opgenomen is in de lijst van uitzonderingen, tenzij het bedrag ervan lager ligt dan het bedrag vermeld in artikel 3, 7° KB 12 april 1984, menen wij dat deze als een vervangingsinkomen moet worden beschouwd.

    Wat tenslotte de uitkeringen betreft, toegekend vanaf 1 april 2003 op grond van het nieuw sociaal statuut voor onthaalouders, menen wij dat deze alleszins als vervangingsinkomens moeten beschouwd worden voor de toepassing van het KB van 12 april 1984.

    Voorbeeld:

    De rechthebbende heeft tijdens de maand mei 2003 een brutovervanginginkomen dat 1200 Eur bedraagt. Zijn partner is een onthaalouder aangesloten bij een erkende onthaaldienst en ontvangt
    400 Euro opvangvergoeding en een opvanguitkering van 90 Eur.
    Het gezamenlijk vervanginkomen van het gezin bedraagt 1690 Eur. Het maximumplafond is overschreden waardoor geen recht bestaat op een toeslag.

    De formulieren

    De formulieren P19, P19bis en P19ter (als bijlage) zijn met het oog op de verzending van 15 januari 2004 aangepast. De info-bladen bij deze formulieren zijn geactualiseerd. Er moet op gewezen worden dat de onthaalouders een schommelend inkomen kunnen genieten, waardoor het in bepaalde gevallen noodzakelijk is een maandelijks overzicht van het totale gezinsinkomen te vragen om het getrimestrialiseerd recht op een toeslag te kunnen bepalen.

    Voor de praktijk

    Onthaalouders aangesloten bij een erkende opvangdienst genieten sedert 1 april 2003 van een eigen sociale bescherming (bijv. recht op kinderbijslag).

    De onthaalouder-rechthebbende

    De onthaalouder-rechthebbende die arbeidsongeschikt, na stopzetting van de opvangactiviteiten werkloos of gepensioneerd wordt, kan in aanmerking komen voor een toeslag (artikel 42bis en 50ter) volgens de normale procedure.

    De vergoeding die de onthaalouder- rechthebbende voor de oppas ontvangt moet wel bij de andere uitkeringen (bijv. ziekte-, opvanguitkeringen,......) worden geteld.

    Daarentegen als voor bepaalde dagen een opvanguitkering wordt genoten, wegens afwezigheid van een kind, ontstaat er op basis daarvan geen recht op toeslag als langdurige werkloze (artikel 42bis). Het zijn dus dagen die meetellen om de opbouw en de voortduring van het statuut van langdurig werkloze te onderbreken. Ze komen niet in aanmerking voor de toepassing van de wet D'Hondt.

    De onthaalouder-partner van de rechthebbende

    Om de inkomensgrens te bepalen waarboven het recht op een toeslag vervalt, is de vergoeding die de onthaalouder-partner van de rechthebbende voor de oppas ontvangt vrijgesteld als loon.
    Daarentegen dient ze wel met de andere uitkeringen (bijv. ziekte-, opvanguitkeringen,......) als ze samen hoger zijn dan het vrijgesteld minimum te worden gevoegd bij de vervangingsinkomens van de rechthebbende.

    Opmerking: De weergegeven regeling geldt alleen voor onthaalouders aangesloten bij een erkende opvangdienst, met uitsluiting van zij die als zelfstandige of werknemer opvangdiensten presteren (cfr. Formulier P19: Brutobedrag.................betaald door............). Voor hen geldt verder de gewone regeling.

    • 1Programmawet (II) van 24 december 2002 (B.S. 31 december 2002)
    • 2Koninklijk Besluit van 18 augustus 1975 houdende vaststelling van de voorwaarden van de financiële bijdrage van het Rijk in de werkingskosten van de diensten voor onthaalmoeders
    • 3Arikel 8ter RSZ-Besluit van 28 november 1969
    • 4Arikel 8ter RSZ-Besluit van 28 november 1969
    Top