Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

997/44 van 22 mei 2000 - Onderwijs voor sociale promotie

    Met het doel verschillen in de toepassing te voorkomen, worden de specifieke rechtsvoorwaarden van het onderwijs voor sociale promotie hierna uiteengezet.

    De vormingen voor sociale promotie kunnen behoren tot het secundair of tot het hoger onderwijs van het korte type.

    Secundair onderwijs:

    Om te beantwoorden aan het voorschrift van KB van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt moeten de lessen georganiseerd op secundair niveau "gegeven worden gedurende ten minste vijftien uren per week, verdeeld over tenminste zes halve dagen met tenminste een les van vijfenveertig minuten per halve dag" (art. 1, tweede lid).

    Te verduidelijken valt nog dat om het vereiste aantal uren per week te bereiken de lessen mogen gevolgd worden in een of verscheidene onderwijsinrichtingen (art. 1, eerste lid). Er wordt daarentegen enkel rekening gehouden met lessen gegeven voor 19 uur (art. 6).

    Hoger onderwijs:

    Voor de lessen georganiseerd op hoger niveau en als dusdanig erkend door de Gemeenschappen die het onderwijs onder hun bevoegdheid hebben, het principe van 13 uur les per week overeenstemt met de logica van het koninklijk besluit van 30 december 19751 .

    Zo de norm van 13 uur per week, vermeld in art. 4, 2° van het eerder vermelde koninklijk besluit, niet uitsluitend is voorbehouden aan vrije studenten, maar eveneens geldt voor studenten die een programma volgen dat werd samengesteld door de academische overheid of de schooloverheid, ongeacht of het deeltijds onderwijs betreft of onderwijs in het raam van sociale promotie.

    Wij herinneren eraan dat het recht op kinderbijslag voor studenten die hoger onderwijs volgen niet langer afhangt van de verplichting om dagonderwijs te volgen (artikel 6) en dat het aantal uren kan bereikt worden door lessen te volgen in verscheidene inrichtingen.

    Controlemodaliteiten:

    In de praktijk moeten de onderwijsinstellingen, volgens de gegeven types van lessen, de vragen 10 of 44 van het periodiek formulier P7 (IV-0699) beantwoorden, en, indien nodig, een gedetailleerd overzicht verstrekken van het wekelijks uurrooster van de lessen die in de verschillende programmamodules worden gevolgd.

    Iedere moeilijkheid die op dit vlak zou rijzen kan uiteraard worden voorgelegd aan het Departement Controle van de Rijksdienst.

    • 1Ministerie van Sociale Zaken/RKW - notulen: D/4.1bis/8/RNB/PM
    Top