Kruimelpad
Informatienota 1986/24: - Art. 36 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen (B.S. van 6 augustus 1985). - Art. 69 G.W. - Kind dat een afzonderlijke woonplaats betrekt. - Begrip "woonplaats".
Tekst
Luidens art. 69, §2, 2° G.W. wordt de bijslag aan het rechtgevend kind uitbetaald als het ontvoogd is of de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, geen deel uitmaakt van het gezin van een bijslagtrekkende, bedoeld in §1 en een afzonderlijke woonplaats heeft.
De CO 1152 van 27 september 1985 duidt ter zake aan dat aan de voorwaarden is voldaan indien zulks blijkt uit een uittreksel uit het bevolkingsregister.
In juridische zin wordt een onderscheid gemaakt tussen "woonplaats" en " verblijfplaats".
Overeenkomstig art. 102 van het Burgerlijk Wetboek is de woonplaats van iedere Belg, wat betreft de uitoefening van zijn rechten, daar waar hij zijn hoofdverblijf heeft. De "woonplaats" in het Burgerlijk Wetboek is opgevat als een theoretisch begrip.
Daarentegen wordt luidens art. 36 G.W. onder "woonplaats", heel concreet verstaan de plaats waar de persoon op de bevolkingsregisters is ingeschreven als hebbende aldaar zijn hoofdverblijfplaats, terwijl de "verblijfplaats" wordt omschreven als iedere andere vestiging, zoals bijvoorbeeld de plaats waar de persoon kantoor houdt of een handels- of nijverheidszaak drijft.
De verblijfplaats is bijgevolg de plaats waar men in feite vertoeft. Zo kan iemand verschillende verblijfplaatsen bezitten.
Aangezien de tekst van art. 69 G.W. duidelijk verwijst naar de "woonplaats", kan het juridisch onderscheid tussen "woonplaats" en "verblijfplaats" niet worden miskend.
Bijgevolg is niet voldaan aan de voorwaarden van art. 69, §2, 2° G.W. wanneer het ontvoogde of ouder dan 18 jaar zijnde kind een afzonderlijke verblijfplaats heeft, welke niet is geconcretiseerd door een inschrijving in de bevolkingsregisters.