Kruimelpad
Informatienota 1986/49: - Toepassing van art. 62, §6 G.W. - Verbrekingsvergoeding na tewerkstelling van een werkzoekende in de loop van de wachttijd.
Tekst
Er wordt gevraagd of de verbrekingsvergoeding, uitgekeerd over 7 kalenderdagen, na tewerkstelling van een werkzoekende in de loop van haar wachttijd, een belemmering vormt voor de toekenning van de kinderbijslag voor de maand, waarin de verbrekingsvergoeding (alleszins ten dele) werd uitgekeerd.
Overeenkomstig art. 4, §4 van KB van 12 augustus 1985 tot uitvoering van art. 62, §6 G.W. wordt de toekenning van kinderbijslag aan de werkzoekende in zijn wachttijd geschorst voor de volledige maand, tijdens dewelke het kind een winstgevende activiteit uitoefent of geniet van een sociale uitkering, die voortvloeit uit die activiteit.
De loontrekkende beroepsactiviteit van X over de maanden augustus en september 1985 is een winstgevende activiteit in de zin van art. 4, §4, van voormeld KB.
Rekening houdende met onderstaande elementen kan hetzelfde gezegd worden voor de periode waarover de verbrekingsvergoeding zich uitstrekt (27 september 1985 tot 4 oktober 1985).
Inderdaad:
- Met toepassing van art. 41, g G.W. dienen met werkelijk volbrachte arbeidsdagen gelijkgesteld, de dagen van onvrijwillige werkloosheid waarvoor geen aanspraak op werkloosheidsuitkering bestaat bij toepassing van art. 126, tweede lid, van KB van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid omdat de betrokken werknemer gerechtigd is op een opzeggingsvergoeding of een schadevergoeding wegens beëindiging van de arbeidsovereenkoms.t
- Overeenkomstig art. 126, 2e lid van KB van 20 december 1963 wordt de opzeggingsvergoeding of schadevergoeding waarop de werknemer wegens beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht heeft, uitdrukkelijk als loon aangemerkt (cfr. Ook art. 2 Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers).
De periode van vooropzeg heeft een schorsend effect op de toekenning van de kinderbijslag aan de werkzoekende in de wachttijd. De kinderbijslag over de maand oktober 1985 is dus niet verschuldigd.
Overeenkomstig CO 1154, dd. 25 november 1985, Hdst. IV, B, p. 8, zal art. 48 G.W. (eveneens) van toepassing zijn, wanneer de toestand (bv. winstgevende activiteit) die het recht op kinderbijslag als werkzoekende in de weg staat, voorgoed een einde maakt aan het recht gedurende het toekenningstijdvak van 180 of 90 kalenderdagen.
Deze situatie doet zich in casu evenwel niet voor; de wachttijd van de regelmatig als werkzoekende ingeschreven 20- jarige X verstrijkt immers (pas) op 31 januari 1986, daar waar de periode, waarover de verbrekingsvergoeding wordt toegekend, een einde neemt op 4 oktober 1985. Er is dus geen recht op kinderbijslag over de ganse maand augustus 1985.
Bron : Juridische Studiën. Ref.: E6367/KB.