Informatienota 1987/21: - Toepassing van art. 41 G.W. - Vaststelling van de vakantieperiode na het einde van het dienstverband en voor de inschrijving als werkzoekende.

In art. 41, lid 2, C, wordt bepaald dat de vakantiedagen die worden betaald ingevolge de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers, met arbeidsdagen moeten woerden gelijkgesteld.

Sommige werknemers besluiten om na afloop van een arbeidsovereenkomst met jaarlijkse vakantie te gaan en op het einde daarvan schrijven ze zich als werkzoekende in.

De vraag die in een dergelijke situatie rijst is hoe het aantal dagen dat werkelijk met de betaalde vakantie overeenstemt precies kan worden bepaald.

Een oplossing bestaat erin aan die betrokkene een verklaring op erewoord te vragen waarin ze de juiste periode van hun jaarlijkse vakantie vermelden.

Verder zou voor de arbeiders eveneens kunnen gevraagd woerden een kopie te bezorgen van de betalingsstrook van het vakantiegeld dat de Rijksdienst van de Jaarlijkse Vakantie hun heeft uitgekeerd. Voor bedienden kan volstaan worden met een verklaring van de werkgever, met vermelding van het aantal gepresteerde arbeidsdagen tijdens het vorige kalenderjaar en waarmede bewezen wordt dat slechts eenmaal vakantiegeld is uitgekeerd.