Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Informatienota 1987/8: - Toepassing van art. 59 en CO 1096 van 3 november 1981: criteria voor de toekenning van de kinderbijslag in het stelsel voor werknemers.

    Overeenkomstig art. 59 G.W. dient elke tewerkstelling in de hoedanigheid van werknemer om als een hoofdzakelijk uitgeoefend beroep te worden aangezien, zich uit te strekken over 185 dagen van minstens 4 uur of minstens 1.480 uren per kalenderjaar.

    Bij wet van 30 juni 1981 werd art. 59 G.W. met ingang van 1 januari 1979, aangevuld met o.m. een vierde lid, dat bepaalt dat wanneer een beroep als werknemer, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgeoefend in de voorwaarden die normaal zouden beantwoord hebben aan het begrip hoofdzakelijk uitgeoefend beroep, indien het over een geheel jaar had gelopen maar dat in feite aan deze voorwaarde niet kan voldaan worden omdat de werknemer in de loop van het jaar deze beroepsbezigheid is begonnen of gestaakt heeft, de werknemer aan deze voorwaarde wordt geacht te voldoen in de kwartalen waarover deze beroepsbezigheid loopt.

    Aangezien voor de toepassing van dit lid vereist wordt dat het beroep als werknemer normalerwijze over een geheel jaar had gelopen (cfr. "indien het over een geheel jaar had gelopen maar''...), dient er een onderscheid te worden gemaakt tussen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur en deze van onbepaalde duur, om uit te maken of de jaarnorm dient gehanteerd te worden voor de jaren waarover de beroepsactiviteit zich uitstrekt.

    • Wat de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur betreft, kan men dus geen beroep doen op art. 59, 4de lid en dient men van bij de aanvang van de tewerkstelling als werknemer na te gaan of de jaarnorm wordt bereikt, evenzo voor het jaar waarin deze arbeidsovereenkomst eindigt.
    • Wanneer een zelfstandige tevens als werknemer begint te werken met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur of een loontrekkende activiteit staakt is er recht op kinderbijslag in het kinderbijslagstelsel voor werknemers vanaf de eerste arbeidsdag of tot de laatste arbeidsdag, precies omwille van het onbeperkt karakter van de arbeidsovereenkomst. Voor het jaar dat volgt op de aanvang van de loontrekkende activiteit, met uitzondering van het jaar waarin deze activiteit een einde neemt, zal dus dienen nagegaan te worden of de jaarnorm wel degelijk werd bereikt.

    Er dient opgemerkt dat de vroegere praktische regel, vervat in de CO 1070 van 7 juni 1979, afdeling III, punt 2, Toep. C die er op neerkwam dat in geval van begin of einde van tewerkstelling als werknemer de toestand per kwartaal moest onderzocht worden, door de CO 1096 van 3 november 1981 werd opgeheven.

    Praktische voorbeelden:

    • een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur neemt een aanvang op 1 augustus 1984 en wordt beëindigd op 31 mei 1986. Gezien het onbeperkt karakter van de duur van de arbeidsovereenkomst, dient de kinderbijslag te worden toegekend in de jaren 1984 en 1986. Voor het jaar 1985 zal moeten nagegaan worden of betrokkene effectief gedurende 185 dagen van 4 uur of 1480 uren als werkzoekende was tewerkgesteld.
    • een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur neemt een aanvang op 1 augustus 1984 en wordt beëindigd op 31 mei 1986. De jaarnorm dient te worden gehanteerd voor elk van de drie kalenderjaren.
    • een eerste arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur vangt aan op 1 augustus 1984, maar wordt beëindigd op 30 april 1985; een tweede arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur vangt aan op 1 november 1985 en wordt beëindigd op 31 mei 1986.

    Er is een recht op kinderbijslag in het stelsel der werknemers voor het jaar:

    • 1984: vanaf 1 augustus 1984.
    • 1985: tot 30 april en opnieuw vanaf 1 november.
    • 1986: tot 31 mei 1986.

    Bron: Juridische Dienst. Ref.: E/217/Div.463 en E2146/BK7. Contr. Ref.: D/b/65299/10/art.59/(155).

    Top