Kruimelpad
Informatienota 1987/7: - Nieuwe categorie van bijslagtrekkenden. - Detinering.
Tekst
Ingevolge de wet van 1 augustus 1985, art. 36, werd met ingang van 1 september 1985, in art. 69, B2, eerste lid, 2° G.W. een nieuwe categorie van bijslagtrekkenden ingevoegd, met name: het kind dat de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, geen deel uitmaakt van het gezin van de bijslagtrekkende, bedoeld in B1 (van art. 69 G.W.), en een afzonderlijke woonplaats heeft. Aan deze dubbele voorwaarde wordt geacht voldaan te zijn indien zulks blijkt uit een uittreksel uit het bevolkingsregister (cfr. CO 1152 van 27 september 1986).
Wat het gedetineerde kind betreft werd indertijd in de CO 1077 van 14 mei 1985: een onderscheid gemaakt tussen:
- het meerderjarig gedetineerd kind: in bijzondere omstandigheden kan dit kind geacht worden zichzelf op te voeden, zodat onder voorbehoud van de regeling inzake onbekwaamheid naar gemeen recht, de betaling van de kinderbijslag aan het meerderjarige gedetineerd kind kan worden gedaan (de CO 832 van 22 mei 1968, punt 3, blijft toepasselijk).
- het minderjarig gedetineerd kind: het advies K.0 132/6648 van 5 juni 1973 dat het onderwerp heeft uitgemaakt van de CO 950 van 5 december 1973, en volgens hetwelk het werkelijk bestaand recht op kinderbijslag voor het minderjarige gedetineerd kind bij ontstentenis van bijslagtrekkende niet kan worden uitgeoefend moest worden toegepast.
De vóór 1 september 1985 medegedeelde onderrichtingen en uitgebrachte adviezen betreffende de problematiek van het gedetineerd kind dienen te worden gelezen en toegepast, rekening houdend met de hierboven vermelde bepaling van art. 69, B2 G.W.
Indien derhalve het gedetineerde kind als bijslagtrekkende in de zin van art. 69, B2 G.W. kan worden aangewezen en onder voorbehoud van de regeling inzake onbekwaamheid naar gemeen recht, zijn er geen juridische bezwaren tegen de betaling van de kinderbijslag aan bedoeld kind.
Wat betreft het vervuld zijn van de dubbele voorwaarde van art. 69, B2, eerste lid, 2° G.W. heeft de detinering enerzijds tot gevolg dat het gedetineerde kind moet worden geacht geen deel uit te maken van het gezin van een bijslagtrekkende doch anderzijds volstaat deze niet om te besluiten dat het kind een afzonderlijke woonplaats heeft. Dit laatste moet zoals hierboven reeds vermeld - immers blijken uit een uittreksel uit het bevolkingsregister.
In verband met het begrip "afzonderlijke woonplaats" kan een rondschrijven van de Minister van Binnenlandse Zaken met betrekking tot de vernieuwing van de bevolkingsregisters dd 19 maart 1981 (Belgisch Staatsblad p. 4023 - 2 april 1981) worden aangehaald, waarin wordt gesteld dat het gewoon verblijf niet door tijdelijke afwezigheid vervalt.
Bijgevolg worden als tijdelijk afwezigen, en als dusdanig ingeschreven blijvende in de gemeente waar zij hun gewone verblijfplaats hebben erkend : de personen opgesloten in strafinrichtingen, geïnterneerd 'in instellingen voor sociale bescherming, bedelaarsgestichten of toevluchtshuizen.
Hetgeen voorafgaat, leidt tot de volgende conclusie:
- tijdens de detinering kan geen bijslagtrekkende worden aangewezen bij toepassing van art. 69, B1, aangezien noch de moeder, noch een andere persoon kunnen worden geacht het kind op te voeden;
- indien aan de voorwaarden van art. 69, B2, is voldaan, inclusief de afzonderlijke woonplaats voor het kind, bedoeld in art. 69, B2, eerste lid, 2°, kan de kinderbijslag aan het rechtgevend kind worden betaald.
Dit laatste zal bijvoorbeeld het geval zijn voor:
- het rechtgevend kind (vanaf 18 jaar) dat vóór zijn detinering op een afzonderlijk adres woonde en er tijdens de detinering verder ingeschreven blijft;
- het zelfde kind dat voor zijn detinering op het adres; van de moeder woond dut. tijdens zijn detinering zich alleen laat inschrijven of gedomicilieerd wordt in de gevangenis, de kinderbijslag mag worden uitbetaald aan kind zelf vanaf datum van inschrijving tot bevolkingsregister van de adresverandering.
Voor het kind dat vóór zijn detinering op het adres van de moeder woonde en er tijdens de detinering verder ingeschreven blijft, is niet voldaan aan de voorwaarde van art. 69, B2, eerste lid, 2°, G.W. zodat de kinderbijslag bij ontstentenis van bijslagtrekkende tijdens de periode van detinering niet kan uitgekeerd worden.
Bron: Juridische Studiën. Ref.: E731/dir. D.