Kruimelpad
Informatienota 1989/2 : - Rechthebbenden met personen ten laste. - Begrip "vervangingsinkomens". - Opzeggingsvergoeding.
Tekst
De vraag die zich stelt betreft de interpretatie van het begrip vervangingsinkomens", bepaald in artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 april 1984 tot uitvoering van de art. 42bis en art. 56, §2 G.W., en toegelicht in de CO's nr. 1130 van 22 juni 1984, nr. 1130ter van 20 februari 1985 en nr. 1130ter-Addenda van 24 mei 1985, en m.n. of de opzeggingsvergoeding als " vervangingsinkomen" in de zin van voormelde wetsbepaling dan wel als "loon" moet worden beschouwd.
In casu ging het om een opzegvergoeding na uitkeringen van ziekte- en invaliditeitsverzekering, hetgeen de zieke werknemer (krachtens art. 57, §1 van de wet van 9 augustus 1963 betreffende de ziekte- en invaliditeitsverzekering) van elke ziekte-uitkering uitsluit.
Wat het recht op verhoogde kinderbijslag betreft, betekent dit dat betrokkene gedurende deze periode niet onder de toepassing van art. 56, §2, 1° G.W. valt, zodat zal moeten worden onderzocht of hij thuishoort bij één der andere categorieën van art. 56, § 2, G.W.
Wordt deze vergoeding als vervangingsinkomen aangezien, dan mag deze een bepaald maximumbedrag niet overschrijden, terwijl aan het loon geen grenzen zijn gesteld.
Antwoord van de directie Juridische Studiën dd. 23 januari 1989 ; kenmerk : E919/K33
(Uittreksel) :
Aangezien in verschillende sectoren van de sociale zekerheid de opzeggingsvergoeding als loon wordt beschouwd en een verhindering uitmaakt om aanspraak te maken op een vervangingsinkomen, zoals werklozensteun of ziekte-uitkeringen, is het wenselijk de opzeggingsvergoeding met het oog op een eenvormige interpretatie omtrent het begrip ervan, ook in de kinderbijslagregeling als loon te beschouwen."