Kruimelpad
Informatienota 1989/5 : - Wezenbijslag wanneer een gedetineerde overleden is. - Geen inhouding van 375 fr. (art. 1 van het KB nr. 228 van 9 december 1983).
Tekst
De vraag is gesteld of de maandelijkse inhouding van 375 fr. van toepassing is zo de kinderbijslag wordt uitgekeerd uit hoofde van de arbeid van de overlevende ouder en de Rijksdienst het supplement uitkeert dat verschuldigd is om te komen tot de bedragen van art. 50bis, wanneer de vader in gevangenschap overleden is (art. 4bis en 5 van het KB nr. 48 van 24 oktober 1967).
Antwoord van de Directie Juridische Studiën dd. 1 maart 1989 - kenmerk : E953/K.48
(Uittreksel)
Volgens art. 4bis van het KB nr. 48 van 24 oktober 1967 is de wees gerechtigd op de kinderbijslag tegen de bedragen en onder de voorwaarden bedoeld in art. 56bis, B.W., waarop in principe geen inhoudingen gebeuren (art. 1 van het KB nr. 228 van 9 december 1983).
Wij zijn van oordeel dat het niet de bedoeling is de wezen wiens overleden vader gedetineerd was, te discrimineren ten opzichte van de andere wezen.
De gesplitste wijze van betalen belet niet dat er een globaal recht bestaat op de verhoogde wezenbijslag. Het totaal bedrag van de kinderbijslag verschuldigd overeenkomstig de samengeordende wetten of het KB nr. 48, wordt dus niet berekend volgens de bedragen vastgesteld bij de art. 40 en 42 B.W., zodat de maandelijkse vermindering van 375 fr. niet toepasselijk is (art. 1 van het KB nr. 228 van 9 december 1983)."