Kruimelpad
Informatienota 1989/ 4 : - Art. 56bis B.W. - Postume toekenning van de naam van overleden echtgenoot in toepassing van art. 358, §4 B.W. aan de geadopteerde.
Tekst
Alvorens de gehele adoptieprocedure beëindigd is, overlijdt de kandidaat-adoptant.
De weduwe, eigenlijke adoptante, verzocht bij toepassing van art. 358, §4 B.W. de rechtbank om de naam van haar overleden man te geven aan de geadopteerde, hetgeen gebeurt.
Vraag is dan of - gezien in casu het overlijden van de echtgenoot vóór datum van het inleidend verzoekschrift - desalniettemin verhoogde wezenbijslag kan worden toegekend ten bate van de geadopteerde; m.a.w. of de overleden kandidaat-adoptant kan beschouwd worden als één der "ouders" in de zin van art. 56bis, §1 G.W.
Antwoord van de Directie Juridische Studiën dd 11.8.1988 - kenmerk : E8287/Dir.D.
(Uittreksel)
De eerste voorwaarde om wezenbijslag te kunnen genieten (art. 56bis, B.W.) is dat één van de ouders overleden moet zijn. Onder "ouders" worden verstaan de wettelijke ouders, de natuurlijke ouders ten opzichte van de door hen erkende kinderen, en de adoptanten.
Men kan slechts als adoptant beschouwd worden als de gehele adoptie-procedure beëindigd is. Wanneer, zoals in uw concreet geval, één van de kandidaat-adoptanten voortijdig overlijdt, kan deze nog niet als "ouder" in de zin van art. 56bis G.W., beschouwd worden, en is de verhoogde wezenbijslag dus niet verschuldigd."