Kruimelpad
Informatienota 1990/6: - Bevoegdheid om de kinderbijslag te betalen. - Toepassing van art. 41, 4de lid G.W. - Tijdvak voor 1 april 1990.
Tekst
De kinderbijslag voor gedetineerden wordt conform het KB nr. 48 betaald door de RKW.
Ingeval van ziekte na deze detinering is het de vraag of de kinderbijslag voor de periode van ziekte betaald moet worden door de RKW, op grond van art. 41, 4de lid G.W., dan wel door de kinderbijslaginstelling waarbij de rechthebbende voor de detinering bediend werd en dit conform art. 56, §3 G.W.
0p welke wijze moet de bevoegdheid bepaald worden ingeval van werkloosheid na de detinering maar vóór de ziekte.
Hierna vindt U principes die moeten toelaten de bevoegdheid te bepalen ingeval van ziekte na detinering al dan niet voorafgegaan door werkloosheid.
Eerste Principe
Telkens wanneer een recht op kinderbijslag over een gelijkgestelde toestand wordt toegekend op grond van een bijzonder artikel van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers primeert de bevoegdheidsregeling in dit artikel uiteengezet op de algemene regeling van art. 41 G.W. (bv. bij arbeidsongeschiktheid: art. 56, §3 G.W.).
Tweede Principe
Wanneer een bijzonder artikel bv. art. 56nonies G.W. bij werkloosheid, geen bepaling bevat omtrent het bevoegde fonds, is art. 41, lid 4 G.W. van toepassing.
Derde Principe
Indien de banden tussen werkgever en werknemer niet verbroken zijn, is de kinderbijslaginstelling bevoegd waarbij de werkgever is aangesloten, ook indien er in de loop van bepaalde maanden enkel gelijkgestelde dagen worden opgegeven.