Kruimelpad
Informatienota 1990/9: - Toepassing van art. 70bis G.W. en art. 48 GW.
Tekst
Met de informatienota 1989/8 van 30 mei 1989 werd het standpunt van de directie der Juridische Studiën meegedeeld volgens hetwelk de kinderbijslag moet verleend worden aan de persoon die in het begin van de maand de kinderen opvoedt en die in de regeling van de zelfstandigen bijslagtrekkende is, indien het recht op kinderbijslag ontstaat in de loop van een maand in onze regeling.
In een ander geval waar er geen recht op kinderbijslag bestond in het begin van de maand maar waar door het vermoeden ingeschreven in art. 48, het recht wordt beschouwd een aanvang te nemen op de eerste van de maand, was de directie der Juridische Studiën van oordeel dat de kinderbijslag verschuldigd was aan de bijslagtrekkende waar het recht effectief ontstond en dat art. 70bis G.W. niet van toepassing was.
Moet er een nuance worden gemaakt tussen het geval waar nergens kinderbijslag kan worden verleend, ook niet in een ander stelsel en het geval waar er wel een recht op kinderbijslag bestaat, weliswaar in een andere regeling (zelfstandigen en eventueel zelf andere en buitenlandse wetsbepalingen).
Antwoord dd. 14 maart 1990 van de directie der Juridische Studiën. Ref.: E066/Contr. (uittreksel)
Wij gaan akkoord met uw conclusie dat er een onderscheid gemaakt moet worden naargelang er, voor dat het recht op kinderbijslag ontstaat in het stelsel der werknemers, al dan niet in een ander stelsel een recht bestond. Zo ja, dan wordt artikel 70bis G.W. toegepast (zie ook art. 33bis van KB van 8 april 1976), zo niet dan mag onmiddellijk aan de bijslagtrekkende betaald worden.