Kruimelpad
Informatienota 1991/10: - Bevoegdheid om de kinderbijslag te verlenen in geval van toepassing van art. 56. §2, 4° G.W. zoals voorzien in art. 56 §3 G.W.
Tekst
Sommige rechthebbenden die zich op de toepassing van art. 56, §2, 4° G.W. zouden willen beroepen, werden als rechtgevend kind minstens 66% arbeidsongeschikt erkend. De CO 832 van 22 mei 1968 geeft onder V C punt 5 aan dat de arbeidsongeschiktheid van ten minste 66 ten honderd voor het uitoefenen van elke beroepsactiviteit als werknemers met alle rechtsmidd elen mag geleverd worden.
Het door de Vrederechter uitgereikte getuigschrift in het kader van de toepassing van art. 47 of van art. 63 werd o.m. als dusdanig bewijsmiddel weerhouden.
De vraag is of het model X dat door het RIZIV afgeleverd werd (eventueel na herziening in de voorziene gevallen) als dergelijk bewijsmiddel kan fungeren.
Daarenboven vraagt men of de attesten die in aanmerking worden genomen om een ernstige handicap vast te stellen (Besluit van de Vlaamse Executieve van 12 oktober 1988, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 23 december 1988) als dergelijk bewijsmiddel kunnen fungeren.
Er wordt op gewezen dat wat betreft de Franse en Duitse Gemeenschap er geen soortgelijk besluit voorhanden is.
Antwoord van de Directie der Juridische Studiën dd. 21 december 1990. Ref.: E0358/Dir. D. (uittreksel)
Om recht te hebben op de verhoogde kinderbijslag (op grond van art. 56, §2, 4°G.W.) moet de betrokkene ten minste 66% arbeidsongeschikt geweest zijn vooraleer hij werkelijk een beroepsbedrijvigheid begon uit te oefenen. Het bewijs van deze ongeschiktheid mag door alle rechtsmiddelen geleverd worden (CO 832 van 22 mei 1968).
Wij gaan akkoord dat het model X door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering afgeleverd als bewijsmiddel aangenomen kan worden.
Bij het beoordelen van de zogenaamde "attesten die in aanmerking worden genomen om een ernstige handicap vast te stellen", mag niet uit het oog verloren worden wat er bewezen moet worden, nl. een arbeidsongeschiktheid van ten minste 66%.
Deze attesten kunnen echter drie zaken bewijzen:
- een handicap van ten minste 66%.
- een vermindering van het verdienvermogen tot een derde of minder.
- of een beperking van de zelfredzaamheid die op minstens 9 punten is vastgesteld (art. 1, §1, van het Besluit van de Vlaamse Executieve, dd. 12 oktober 1988).
Uit de opsomming in art. 1, §2, van voormeld Besluit blijkt dat de meeste attesten een arbeidsongeschiktheid van ten minste 66% bepalen. Deze attesten zijn ons inziens geldige bewijsmiddelen in de zin van voormelde omzendbrief CO 832.
De andere attesten creëren allicht een vermoeden, maar zijn ons inziens onvoldoende als bewijsmiddel.