Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Informatienota 1991/11: - Art. 53, §2 G.W. - Voorrangsrecht van de vader tijdens legerdienst.

    De man vervult zijn legerdienst sedert 1 januari 1990, voordien was hij in de wachttijd van de RVA Zijn echtgenote is loontrekkende sedert oktober. 1988. Het kind is geboren in augustus 1990.

    Bij toepassing van MO 460, zou de man een recht kunnen openen zelfs indien hij nog geen effectief-rechthebbende is. In de omzendbrief wordt echter nooit aangehaald of er een eventueel voorrangsrecht hoofdens de echtgenote kan bestaan.
    Daarentegen bestaat in de wettekst van de programmawet onder art. 53, par. 1, 4° de gelijkstelling bij gevolggeving aan een normale oproeping en onder art. 53, par. 2 gaat men er van uit dat die persoon rechthebbende is op het ogenblik dat hij de periode in par. 1, 4° aanvangt.

    De vraag is wie hier op het ogenblik van geboorte effectief rechthebbende wordt.

    Antwoord van de directie Juridische Studiën dd. 24 december 1990. Ref.: E0363/K48 (uittreksel)

    U verwijst naar omzendbrief MO 460 van 15 juli 1988 en onze nota E9273/K48 van 7 november 1989. Sedert 1 april 1990 zijn deze echter niet meer van toepassing (zie programmawet van 22 december 1989).

    Het nieuwe art. 53, §2 G.W., bepaalt nu expliciet dat de persoon die rechthebbende is op het ogenblik dat de legerdienst aanvangt, gerechtigd blijft op kinderbijslag, met andere woorden dat deze kan genieten van de gelijkstelling van de legerdienst met arbeid, ook als hij voordien geen "werknemer" is geweest.

    De betrokkene moet wel rechthebbende zijn krachtens de gecoördineerde wetten. Volgens omzendbrief CO 1225 van 26 maart 1990 (pg. I.10) gaat het zowel om de werkelijk als om de mogelijke rechthebbende. Dit betekent dat de gelijkstelling ook geldt als het eerste kind tijdens de legerdienst geboren wordt.

    In uw concreet geval is de vader dus een volwaardige rechthebbende en heeft hij krachtens art 64 G.W. voorrang op de moeder.

    Top