Kruimelpad
Informatienota 1991/14: - Lesgever in de middenstandsvorming. - Toepassing van art. 59 G.W. (en art. 60 G.W.).
Tekst
Het Instituut voor Voortdurende Vorming van de Middenstand is bij een kinderbijslagfonds aangesloten voor o.m. het onderwijzend personeel dat deze instelling tewerkstelt.
De kinderbijslag werd betaald in evenredigheid met het aantal geleverde dagprestaties en bemakend volgens de formule vastgesteld bij toepassing van art. 50 G.W.
Ingevolge de afschaffing van elke uitdrukkelijke verwijzing naar het dagelijks of maandelijks arbeidsvolume werd bijgevolg art. 50 G,W. overbodig en werd tevens de bepaling van de in hoofdzaak uitgeoefende bezoldigde activiteit (art. 59 G.W.) gewijzigd.
Voortaan dient men als in hoofdzaak uitgeoefend beroep te beschouwen: elke bezoldigde tewerkstelling in een maandstelsel van halftijdse arbeid, met verwijzing naar het maandstelsel van voltijdse arbeid van de onderneming.
Het I.V.V.M. deelt mee dat hij in de onmogelijkheid is een aanduiding te geven van wat een voltijds arbeidsregime is, aangezien dit statuut aldaar onbestaande is. Sommige rechthebbenden hebben buiten een deeltijdse tewerkstelling (minder dan halftijds) nog een bijkomende tewerkstelling als leerkracht.
Mogen verschillende tewerkstellingen worden samengeteld om te bepalen of iemand voldoet aan de norm van een halftijdse betrekking?
Op welke wijze moeten de prestaties herleid worden om dit te bepalen?
Antwoord van de directie "Controle" dd. 12 april 1991. Ref.: D1896/b/10/art. 59/707/B (uittreksel)
Wij werden in het bezit gesteld van een fotoafdruk van het schrijven dd. 11 maart 1991, kenmerk: 3752/83/K03.40/H.V. gericht aan het Instituut voor Voortdurende Vorming van de Middenstand en uitgaande van het Ministerie van Sociale Voorzorg.
Hieruit blijkt dat zodra er 10 uren als lesgever in de middenstandsvorming worden gepresteerd, art. 59 G.W. van toepassing kan zijn.
Naar analogie met de normen van het Ministerie van Onderwijs moet ervan worden uitgegaan, dat een "voltijdse" functie vaat een lesgeve r in de middenstandsvorming die niet wettelijk bepaald te, 20 uren bedraagt.
Wanneer de prestaties zich bij verschillende werkgevers voordoen of wanneer die onder verschillende bedrijfstakken vallen, moet voor het bepalen van de norm van art. 59 G.W. een samentelling gebeuren van de respectievelijke breukvormen. Dit gebeurt door ze op een gemeenschappelijke noemer te brengen. Voor zover door samentelling van de breukvormen minstens 1/2 van de prestaties bereikt wordt, is art. 59 G.W. vervuld en kan er kinderbijslag worden verleend.