Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Informatienota 1991/17: - Begrip beroepsactiviteit: Onthaalmoeder met belastingsvrije vergoeding voor haar geleverde prestaties.

    De vraag is of een echtgenote die als onthaalmoeder ingeschreven is bij de Gemeentelijke Kinderopvangdienst en die hiervoor een belastingsvrije vergoeding geniet moet beschouwd worden als een beroepsactiviteit uit te oefenen voor de toepassing van art. 42bis G.W. en art. 56 G.W. (Rechthebbende met personen ten laste).
    In ontkennend geval is de vraag of de vergoeding die betrokkene geniet moet worden beschouwd als vervangingsinkomen.
    Sommige belastingsvrije vergoedingen worden niet beschouwd als vervangingsinkomens zoals o.m. de tegemoetkomingen voor mindervaliden (cfr. CO nr. 1130 van 22 juni 1984 blz. 7 punt c).
    Daarentegen wordt wat betreft het begrip beroepsactiviteit de medehelpende echtgenoot die niet verzekeringsplichtig is ten aanzien van het sociaal statuut van de zelfstandigen wel beschouwd als een beroepsactiviteit uit te oefenen (cfr CO nr. 1219 van 20 december 1989)
    Van "Kind en Gezin" en van de betrokken gemeente werd vernomen dat bedoelde onthaalmoeders niet verbonden zouden zijn door een arbeidsovereenkomst en dat ze niet onderworpen zijn aan de sociale zekerheid.
    Volgens de commentaar van advocate X, op het niet gepubliceerd arrest van het Arbeidshof te Brussel van 10 juni 1988 inzake babysitters zouden de kinderoppassers bij hen thuis hun activiteit uitoefenen binnen het verband van een arbeidsovereenkomst gesloten met gemeenten of andere officiële of privé-instellingen.
    De vraag is of hier wel sprake kan zijn van een arbeidsovereenkomst, indien de onthaalmoeder geen loon ontvangt, doch wel een belastingsvrije vergoeding tot dekking van de onkosten.
    Moet dergelijke "activiteit" worden beschouwd als een beroepsactiviteit voor de toepassing van art. 42bis G.W. en art. 56 G.W.?

    Antwoord van de Directie der Juridische Studiën van 18 april 1991. Ref.: E1117/Contr. (uittreksel)

    Volgens art. 1, tweede lid, van KB van 12 april 1984 tot uitvoering van de art. 42bis G.W. en art. 56, §2 G.W., verliest de rechthebbende zijn hoedan igheid van rechthebbende met personen ten laste als zijn echtgeno(o)t(e) een beroepsactiviteit uitoefent.
    Het probleem dat U ons voorlegt, betreft de vraag of een onthaalmoeder die ingeschreven is bij een gemeentelijke kinderopvangdienst en die een belastingsvrije vergoeding geniet, beschouwd moet worden als iemand die een beroepsactiviteit uitoefent.'
    Volgens omzendbrief CO nr. 1130 van 22 juni 1984 moet onder "beroepsactiviteit" elke beroepsactiviteit verstaan worden, hoe miniem ook, hetzij als loontrekkende, hetzij als zelfstandige. In een arrest van 10 juni 1988 oordeelde het Arbeidshof van BRUSSEL weliswaar dat een babysitter als een gezinshelp(st)er in loondienst beschouwd moet worden (zie B.T.S.Z., November - December 1988, pg. 1109 e.v.), maar het gaat hier om de oplossing van een concreet geval dat niet zo maar veralgemeend mag worden.
    De hele problematiek van het beroepsstatuut van de onthaalmoeders is uitvoerig ter sprake gekomen in het Beheerscomité van de RKW (zie documenten 4623 en 4678 van 16 december 1980 en 17 februari 1981). Bij de bespreking in de werkgroep kwamen de meningsverschillen over de noodzakelijkheid van verzekeringsplicht van de onthaalmoeders tegenover de sociale zekerheid tot uiting. Intussen is de knoop nog altijd niet doorgehakt.
    Wij zijn daarom van oordeel dat, zolang het beroepsstatuut van de onthaalmoeders niet definitief geregeld is, deze onthaalmoeders die bij een dienst aangesloten zijn, beschouwd moeten worden als personen die vrijwilligerswerk verrichten en dat de vergoeding die zij ontvangen, gezien moet worden als een schadeloosstelling voor gemaakte kosten in verband met de oppas, tenzij duidelijk het tegendeel bewezen kan worden. Wij menen dus dat elk concreet geval afzonderlijk onderzocht moet worden en dat in principe de activiteit van een begeleide onthaalmoeder geen beroepsactiviteit is in de zin van KB van 12 april 1984, tot bewijs van het tegendeel.
    De vergelijking met de activiteit van de echtgeno(o)t(e) als medehelper van een zelfstandige (CO nr. 1219 van 20 december 1989) is maar voor een stuk terecht. Inderdaad is er evenmin een verzekeringsplicht ten aanzien van het sociaal statuut van de zelfstandigen, maar voor de onthaalmoeders komt daar nog bij dat de vergoeding die zij ontvangen
    belastingsvrij is.

    Top