Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Informatienota 1991/19: - Art. 62 G.W. - Toekennen van het bestaansminimum en kinderbijslag.

    De vraag is of het bestaansminimum moet worden aangemerkt als een sociale uitkering die het recht op kinderbijslag van de jongere die de uitkering geniet, in de weg staat dan wel of daarentegen het verlenen van het bestaansminimum aan een rechtgevend kind niet belet dat er recht is op kinderbijslag. Het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn houdt overigens rekening met het bedrag van de kinderbijslag bij het bepalen van zijn tegemoetkoming.

    Antwoord van het Ministerie van Sociale Voorzorg dd. 18 april 1991. Ref.: AF 2747/EW. (uittreksel)

    Er is onderscheid gemaakt tussen een kind dat rechtgevend is op kinderbijslag conform de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag, en een kind dat rechtgevend is op gewaarborgde gezinsbijslag.
    In het eerste geval, waarin de gecoördineerd wetten van toepassing zijn, kan het kind eerst zijn rechten op kinderbijslag laten gelden en moet het OCMW met deze uitkering rekening houden bij het bepalen van het bedrag van zijn tegemoetkoming, ter voorkoming van cumulatie (toepassing van art. 6, 1e alinea, 2° van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum).
    In het tweede geval, waarin gewaarborgde gezinsbijslag wordt verleend, kan een meerderjarig kind dat het bestaansminimum trekt niet stellen dat het hoofdzakelijk ten laste is van diegene die de bijslag aanvraagt (art. 1 van de wet van 20 juli 1971 en art. 2 van KB van 25 oktober 1971). In dit geval zijn geen gezinsuitkeringen verschuldigd.

    Top