Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Informatienota 1991/31: - Begrip vervangingsinkomen: aanvullende vergoeding door de werkgever toegekend bovenop de werkloosheidsvergoeding in het kader van het brugpensioen.

    De vraag is of de aanvullende vergoeding toegekend door de werkgever bovenop de werkloosheidsvergoeding in het kader van het brugpensioen, als vervangingsinkomen dient beschouwd te worden.

    Antwoord van de directie der Juridische Studiën, dd. 2 oktober 1991. Ref.: E 1321/K17. (uittreksel)

    Art. 3 van KB van 12 april 1984 bepaalt wat onder vervangingsinkomens moet worden verstaan. Nadere instructies worden gegeven in CO 1130.

    Vervangingsinkomens zijn met name pensioenen, renten, tegemoetkomingen, uitkeringen of de na de eerste 30 dagen van een arbeidsongeschiktheidsperiode behouden wedden, toegekend krachtens Belgische of vreemde wets- of reglementsbepalingen, (...).

    Andere uitkeringen en tegemoetkomingen zijn daarvan uitgesloten en bovendien limitatief opgesomd.

    Hieruit kan reeds worden afgeleid dat voordelen, toegekend buiten elke wettelijke of reglementaire beschikking niet kunnen worden aangemerkt als vervangingsinkomens.

    Belangrijk nu is te weten of een cao valt onder het begrip "reglementaire beschikking".

    Indien een dergelijke cao op verzoek van een paritair orgaan of van een daarin vertegenwoordigde organisatie neergelegd is bij het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling en algemeen verbindend is verklaard bij KB (art. 18 en art. 28 van 5 december 1968 betreffende de cao), verkrijgt zij kracht van wet en wordt aldus een reglementaire beschikking in de zin van art. 3 van KB van 12 april 1984.

    Welnu, de CAO nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, aangevuld door de CAO nr. 44, kent aan sommige oudere werknemers die ontslagen worden, bovenop hun werkloosheidsuitkering een aanvullende vergoeding toe ten laste van hun laatste werkgever, mits zij voorzien is in een cao.

    Het is hier zeer belangrijk reeds aan te stippen dat de CAO nr. 17 de minimumvoorwaarden bepaalt, waaraan een CAO die een brugpensioen instelt, moet voldoen. CAO nr. 17 fungeert dus als een kader-cao.

    Wanneer bijgevolg een aanvullende vergoeding wordt voorzien in een c ollectieve overeenkomst en wanneer deze laatste wordt neergelegd en, desgevallend, bij KB algemeen bindend wordt verklaard, dan moet die vergoeding beschouwd worden als een vervangingsinkomen.

    Vervolgens dient de situatie te worden behandeld waar een aanvullende vergoeding wordt voorzien in een collectieve overeenkomst op ondernemingsniveau, die echter noch neergelegd noch algemeen bindend verklaard werd.

    Op grond van volgende elementen en criteria menen wij dat ook hier de aanvullende vergoeding als een vervangingsinkomen kan worden beschouwd.

    Primo moet benadrukt worden dat een collectieve overeenkomst getroffen binnen het kader van een verplicht gestelde cao datzelfde karakter van reglementaire bepaling krijgt (net zoals een KB ter uitvoering van een wet een reglementair karakter verkrijgt).

    In casu moet elke cao die een aanvullende vergoeding toekent in het kader van een brugpensioenregeling, weze zij gesloten op het niveau van de onderneming, beschouwd worden als zijnde rechtstreeks geënt op de CAO nr. 17.

    Als men dit niet aanneemt, dan kan men niet in eigenlijke zin spreken van een "brugpensioen"-regeling.

    Inderdaad moet het recht op een conventioneel brugpensioen in een cao vastgelegd worden, die op haar beurt moet beantwoorden aan de vereisten, vervat in de CAO nr. 17.

    Heeft een cao op ondernemingsvlak gesloten, doch die niet werd neergelegd, een geldig bestaan?

    Ondubbelzinnig stelt het Hof van Cassatie in zijn arrest van 30 mei 1988, daarin de conclusie volgend van zijn Procureur-Generaal X, dat zelfs de niet-neergelegde cao verbindend is, weliswaar enkel voor diegenen die haar hebben aangegaan.

    De binding strekt zich dus volgens het Hof uit tot de ondertekenende personen of organisaties en de aangeslotenen van deze laatsten.

    Het wettelijk bestaan van bewuste cao kan bijgevolg niet in twijfel getrokken worden. De overeenkomst is voor de partijen uit zichzelf obligatoir, of ze nu neergelegd is of niet. Bovendien moet elkeen het bestaan ervan zich laten tegenwerpen.

    Men kan inderdaad moeilijk het sui generis-karakter van een collectieve overeenkomst ontkennen.

    Ook in de rechtsleer wordt volgehouden dat een cao, op ondernemingsvlak gesloten, volstrekt geldig is en bindend voor de werkgevers en voor alle werknemers, wanneer enerzijds de werkgever en anderzijds slechts één representatieve organisatie de overeenkomst ondertekent (cfr. M. STROOBANT, Arbeidsrecht, Deel 1, 1989, 137).

    Dit alles toont duidelijk aan dat een niet-neergelegde cao een rechtsgeldig bestaan heeft en dat zij, wanneer zij gebaseerd is op een algemeen verbindend verklaarde cao, een reglementair karakter verkrijgt.

    Ook -en ten derde- vindt de stelling dat de aanvullende vergoeding, waarvan sprake, een vervangingsinkomen is, steun in de rechtspraak.

    Het Hof van Cassatie zegt:

    Overwegende dat de regeling van de aanvullende vergoeding voor ontslagen bejaarde werknemers, (...), gebonden is aan het recht op werkloosheidsuitkering ; dat deze uitkering wordt verleend ter vervanging van loon en dat daarom de werknemer slechts aanspraak erop heeft, wanneer hij werkloze wordt zonder loon of loonvervangende vergoeding in de zin van artikel 126 van het koninklijk besluit van 20 december 1963.

    Overwegende dat het cumulatieverbod van art. 9, 1 lid, van de CAO nr. 17 hetzelfde doel beoogt, met name het recht op aanvullende vergoeding, die, zoals de werkloosheidsuitkering welke zij aanvult, wordt verleend ter vervanging van loon, uit te sluiten (...) (2de en 3de consideransen van het tweede onderdeel van het Cassatiearrest van 15 december 1980).

    Daarenboven lijkt het ons -quarto- duidelijk dat, welke definitie men ook geeft van het begrip vervangingsinkomen (cfr. e.g. CORNU, Dictionaire juridique, s.v. "revenu de remplacement", p. 711), de aanvullende vergoeding samen met de werkloosheidsuitkering die er zoals, boven gezegd, een complement en tevens een voorwaarde van uitmaakt, als één geheel moeten worden beschouwd, die de remuneratie voortkomende uit de beroepsactiviteit van de (kandidaat-)bruggepensioneerde moet vervangen.

    Het gaat maw volgens ons niet op om het brugpensioen in deeltjes op te splitsen. Het bestaat uit twee bestanddelen -een werkloosheidsuitkering en een aanvullende vergoeding- die niet afzonderlijk het brugpensioen kunnen uitmaken.

    Daarenboven bepaalt art. 4 van de CAO nr. 17 expressis verbis dat het recht op een aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever afhankelijk is van de toekenning van werkloosheidsuitkeringen.

    Dus maw geen aanvullende vergoeding zonder werkloosheidsuitkering en geen brugpensioen zonder aanvullende vergoeding.

    Quinto moet erop gewezen worden dat er anderszins over beslissen een grove discriminatie zou inhouden.

    Inderdaad zou de aanvullende vergoeding nu eens wel, dan weer niet een vervangingsinkomen uitmaken, al naargelang de collectieve overeenkomst die haar doet ontstaan, neergelegd dan wel algemeen verbindend verklaard werd of niet.

    Sexto -en ten slotte- werd de aanvullende vergoeding van het brugpensioen niet uitgesloten uit de limitattieve opsomming in art. 3 van KB van 12 april 1984 (cf. supra).

    Nota van de Directie der Juridische Studiën dd. 2 oktober 1991. Ref.: E 1320/Contr. (uittreksel)

    Wij vestigen tevens uw aandacht op de informatienota 1988/17 waarin gesteld werd dat een extralegaal, aanvullend inkomen, toegekend op grond van een paritaire overeenkomst, geen vervangingsinkomen uitmaakte.

    Betoogd werd dat de collectieve overeenkomst niet neergelegd werd en evenmin afgesloten werd in het ruimere kader van een bij KB goedgekeurde collectieve overeenkomst.

    Deze informatienota is dus niet in tegenspraak met onderhavige beslissing.

    Opgemerkt dient te worden dat de brugpensioenregeling uitgewerkt werd in het kader van de werkloosheidsreglementering en bijgevolg niets van doen heeft met enig pensioenstelsels stricto sensu.

    Top