Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Informatienota 1993/18: - Toepassing van art. 62 §4 G.W. - Cursussen gegeven na 19 uur in het universitair onderwijs. - Toepassing van art. 6 van KB van 30 december 1975.

    In een academiejaar zijn een aantal cursussen aan een van de faculteiten van een universiteit gegeven na 19 uur. Omdat een professor anders niet beschikbaar was, is soms cursus gegeven tot 21 of zelfs tot 22 uur.

    In dit verband is de vraag gesteld hoe punt VI van CO 1021 dd. 13 mei 1976 te interpreteren, dat luidt:
    • ter zake van het hoger onderwijs, waarvoor het dagonderwijs moet overeenstemmen met een volledig studieprogramma en leerplan, zal moeten worden nagegaan of die in hun geheel al dan niet dagonderwijs zijn.

    • van een praktisch oogpunt uit is de opmerking geboden dat alleen de lesuren die volledig voor 19 uur zijn geprogrammeerd kunnen worden in aanmerking genomen om te oordelen of de gevolgde lessen ten minste vijftien uur per week omvatten.

    Antwoord van de directie Juridische Studiën dd. 15 maart 1993. Ref.: E387/Contr./FN/VDA (Uittreksel)

    Wat de kenmerken betreft van het onderwijs dat het kind moet volgen, lijkt de opzet van KB van 30 december 1975 dus te zijn, het verkrijgen van recht op kinderbijslag te koppelen aan twee soorten voorwaarden. Enerzijds bijzondere voorwaarden volgens de verschillende bestaande onderwijstypes: experimenteel onderwijs met beperkt leerplan (art. 1bis), hoger en daarmee gelijkgesteld onderwijs (art. 4 en art. 5), overige onderwijstypes (art. 1 en art. 3). Anderzijds een algemene voorwaarde die stelt dat de lessen gegeven moeten worden voor 19 uur, behalve in het buitengewoon onderwijs (art. 6).
    Het KB van 30 december 1975 vervangt het besluit van 15 februari 1968. Het neemt in feite de regels van dit laatste over en versoepelt ze tegelijk: de vereiste dat het moet gaan om 17 lesuren gespreid over 9 halve dagen wordt beperkt tot 15 uren over 6 halve dagen; het wordt geacht te gaan om dagonderwijs als de lessen gegeven worden voor 19 uur ipv voor 18 uur. Deze vaststelling lijkt ons van belang voor de interpretatie van het geldende besluit en van CO 1021, die voorzag in toelichting bij het verschijnen van het besluit.

    1. Artikel 4, 1° en 6 samen

    Bij het naast elkaar plaatsen van beide teksten blijkt dat lessen gevolgd in een instelling voor hoger onderwijs, die overeenstemmen met een volledig studieprogramma en leerplan, in aanmerking komen voor zover de lessen in die instelling gegeven worden voor 19 uur.

    Wij menen dat de hieraan ten grondslag liggende gedachte is, dat om recht te geven op kinderbijslag hoger onderwijs hoofdzakelijk moet bestaan uit overdag gegeven cursussen. De Franse tekst van de CO (de oorspronkelijke versie, terwijl de Nederlandse tekst een vertaling is) geeft duidelijk aan dat nagegaan moet worden of de lessen over het geheel genomen gegeven worden voor 19 uur.

    Bij twijfel ligt de beslissingsbevoegd/TSe Rijksdienst. Wij menen dat hier de vraag gesteld moet worden aan de onderwijsinstelling, die kan zeggen of het onderwijs dat zij verstrekt al dan niet dagonderwijs is.

    In een schrijven van 2 augustus 1993. Ref.: Nt. Inf. 1993/S/D.C., heeft het Departement navolgende opmerkingen gemaakt (Uittreksel):

    Ik deel het standpunt van de Rijksdienst dat de grondgedachte is dat onderwijs, om beschouwd te kunnen worden als rechtgevend op kinderbijslag, hoofdzakelijk moet bestaan uit overdag gegeven cursussen. Het is maar bij wijze van uitzondering en met name in de bijzondere omstandigheden beschreven in de voorafgaande uiteenzetting, dat cursussen gegeven na 19 uur over het geheel genomen als dagonderwijs beschouwd kunnen worden. Er is geen reden om van deze stelregel af te wijken, temeer omdat in geval van moeilijkheden een oplossing gezocht kan worden in het kader van art. 1 van KB van 30 december 1975, door alle uren gegeven voor 19 uur samen te tellen.
    De Rijksdienst blijft de aangewezen instantie om te beslissen in alle gevallen waarover twijfel bestaat, met het oog op een uniforme toepassing van de regels. De rol van de onderwijsinstellingen moet in dit verband evenwel een strikt adviserend karakter behouden.

    Top