Kruimelpad
Informatienota 1993/5: - Toepassing van art. 56bis, §2, lid 2 G.W. - Herstel van het recht op verhoogde wezenbijslag.
Tekst
Een attest opgemaakt door een notaris bevestigt dat hij gelast werd met de procedure van echtscheiding door onderlinge toestemming tussen twee echtgenoten. Het attest vermeldt ook dat de overeenkomst voorafgaandelijk de echtscheiding werd verleden voor zijn ambt op 18 augustus 1992, waarbij letterlijk werd bedongen hetgeen volgt onder art. IV - Overeenkomst voorgeschreven bij art. 1288 van het gerechtelijk wetboek.
De afzonderlijke adressen van beide echtgenoten worden ook in het attest vermeld.
De vraag is of dat attest mag gelijkgesteld worden met een rechterlijke beslissing waarbij een afzonderlijke woonplaats wordt aangegeven?
Antwoord van de Directie Juridische Studiën dd. 28 januari 1993. Ref.: E342/K88/AVT/HB (uittreksel)
Volgens art. 56bis, §2, lid 2, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, mag de verhoogde wezenbijslag opnieuw worden uitbetaald wanneer het huwelijk van de overlevende ouder gevolgd is door een echtscheiding, een scheiding van tafel en bed, of door een feitelijke scheiding bekrachtigd door een gerechtelijke beschikking die het echtpaar een afzonderlijke verblijfplaats aanduidt.
Die laatste situatie werd toegevoegd door de programmawet van 22 december 1989, van kracht vanaf 1 april 1990, om de gelijkheid tussen de situaties van gehuwde koppels en deze van niet gehuwde koppels opnieuw in te voeren (Parlementaire stukken van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, 1989-1990, nr. 975/1, blz. 35). Dit betekent dat het recht op verhoogde kinderbijslag hersteld wordt ten voordele van de wees, waarvan de overlevende hertrouwde ouder feitelijk gescheiden leeft van de echtgenoot (zelfde stuk, blz. 28). 0ok al werd dit herstel gekoppeld aan een voorwaarde, de geest van de wet is duidelijk: het wegwerken van een ongerijmdheid met discriminatoire gevolgen. De voorwaarde van gerechtelijke beschikking is vooral bedoeld om latere bewijsproblemen te voorkomen.
Hierna volgt een bespreking van de verschillende situaties die zich kunnen voordoen.
"1. Feitelijke scheiding zonder echtscheidingsprocedure
Een loutere feitelijke scheiding volstaat niet. Het gebeurt vaak dat de echtgenoten, wanneer de verstandhouding tussen hen ernstig verstoord is, dringende voorlopige maatregelen vragen aan de vrederechter (art. 223 B.W.), o.a. wat de verblijfplaats betreft. In veel gevallen betekent dat concreet dat de vrederechter een afzonderlijke verblijfplaats oplegt en de echtgenoten verbiedt elkaars woning te betreden. Het is duidelijk dat dit een gerechtelijke beschikking is in de zin van art. 56bis, §2, lid 2.
"2. Feitelijke scheiding met echtscheidingsprocedure
Wettelijk gezien zijn er twee vormen van echtscheiding : echtscheiding op grond van bepaalde feiten en echtscheiding door onderlinge toestemming.
(a) Echtscheiding op grond van bepaalde feiten
Onder bepaalde feiten wordt verstaan: overspel (art. 229 B.W.), gewelddaden, mishandelingen of grove beledigingen (art. 231 B.W.), en feitelijke scheiding van meer dan vijf jaar (art. 232 B.W.). In al deze gevallen kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg (nl. de echtscheidingsrechter), rechtsprekend inkort geding en in iedere stand van de echtscheidingsprocedure, (voorlopige maatregelen nemen (art. 1280 G.W.), o.a. wat de verblijfplaats betreft. Het is duidelijk dat het hier eveneens een gerechtelijke beschikking in de zin van art. 56bis, §2, lid 2, betreft.
(b) Echtscheiding door onderlinge toestemming
De onderlinge en volgehouden toestemming van beide echtgenoten bewijst voldoende dat het samenleven voor hen ondraaglijk is en dat er een afdoende grond tot echtscheiding bestaat (art. 233 B.W.). Hier is de procedure heel anders. De echtgenoten zijn ertoe gehouden om vooraf een schriftelijke overeenkomst op te stellen, o.a. omtrent de verblijfplaats van elk van hen gedurende de proeftijd (art. 1288, 1°, Ger. W.). De echtgenoten verschijnen samen voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, aan wie zij hun wil om uit de echt te scheiden te kennen geven (art. 1289 G.W.). Indien de echtgenoten in hun voornemen volharden, verleent de rechter hun akte ervan dat zij de echtscheiding aanvragen en daarin onderling toestemmen. Zij moeten hun schriftelijke overeenkomst dadelijk overleggen (art. 1291 G.W.). De griffier maakt een omstandig proces-verbaal op van al hetgeen gezegd en gedaan is. De overgelegde stukken blijven gevoegd bij het proces-verbaal (art. 1292 G. W.).
Van voorlopige maatregelen kan hier geen sprake zijn, vermits de echtgenoten vooraf een schriftelijke overeenkomst moeten opstellen. Volgens een strikt letterlijke interpretatie van de wettekst zouden de echtgenoten die voor deze vorm van echtscheiding gekozen hebben, dus nooit over een gerechtelijke beschikking kunnen beschikken. Dit zou discriminatoire gevolgen hebben, wat geenszins de bedoeling van de wetgever is geweest.
Enerzijds kan de schriftelijke overeenkomst tussen de echtgenoten op zich nooit een gerechtelijke beschikking zijn in de zin van art. 56bis 1 2, lid 2, zelfs niet wanneer zij bij notariële akte werd opgemaakt. Anders wordt het zodra deze overeenkomst gevoegd is bij het ' proces-verbaal van de eerste verschijning' waarin ernaar verwezen wordt. Met een beetje goede wil kan dit proces-verbaal beschouwd worden als een gerechtelijke document dat de afzonderlijke verblijfplaats van de echtgenoten bevestigt. 0p voorwaarde dat U beschikt over een kopie van het proces-verbaal, van de eerste verschijning én van de 'schriftelijke overeenkomst,tussen de echtgenoten, alsook over een uittreksel uit het bevolkingsregister- dat de afzonderlijke verblijfplaats bevestigt, zijn wij van oordeel dat aan de voorwaarde van gerechtelijke beschikking is voldaan.
0pmerking: procedure tot scheiding van tafel en bed
In de volksmond wordt het begrip scheiding van tafel en bed wel eens gebruikt voor een loutere feitelijke scheiding. Ten onrechte, want de scheiding van tafel en bed is een afzonderlijke juridische vordering bedoeld om, zonder de ontbinding van het huwelijk, te bekomen dat, op de getrouwheid en hulp na, alle andere huwelijksrechten en -verplichtingen zouden vervallen. Wat hierboven voor de echtscheidingsprocedure werd gezegd, geldt in principe ook voor de procedure tot scheiding van tafel en bed.
3. Na echtscheiding
Na de echtscheiding, ongeacht welke vorm, verandert de zaak omdat het huwelijk dan definitief ontbonden is. De voorwaarde van gerechtelijke beschikking is dan irrelevant. Hierbij moet worden opgemerkt dat de echtscheiding ten aanzien van derden (bv. een kinderbijslaginstelling) pas haar gevolgen heeft vanaf de dag van de overschrijving in de registers van de burgerlijke stand (art. 1278, lid 1, en 1304, lid 1 G.W.). Van uitwerking met terugwerkende kracht kan dus nooit sprake zijn. Voor de overschrijving van het echtscheidingsvonnis is dus steeds een gerechtelijke beschikking, zoals hiervoor uiteengezet, vereist om het recht op verhoogde kinderbijslag te herstellen.
0pmerking: scheiding van tafel en bed
Wat hierboven voor de echtscheiding werd gezegd, geldt in principe ook voor de scheiding van tafel en bed.