Kruimelpad
Informatienota 1995/4: - Het aan de deeltijdse leerplicht onderworpen kind. - Uitzondering op het recht om een winstgevende activiteit uit te oefenen waarvan de bezoldiging een bepaald bedrag niet overschrijdt: het geval van jongeren aangeworven met een industriële leerovereenkomst
Tekst
Sedert de verschijning van KB van 19 augustus 1991 tot wijziging van KB van 12 augustus 1985 tot bepaling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend voor het kind dat onderworpen is aan de deeltijdse leerplicht, drukten diverse instellingen die kinderbijslag uitbetalen hun bezorgdheid uit over de passage uit de CO 1254 van 14 oktober 1991 die stelt dat van de schoolgaande jongeren tussen 16 en 18 jaar enkel de kinderen verbonden met een leerovereenkomst bedoeld door de wet van 19 juli 1983 uitgesloten zijn van het recht op kinderbijslag.
Het probleem gaf aanleiding tot een nieuw overleg tussen het Ministerie van Sociale voorzorg en de Rijksdienst. Men kwam nogmaals tot het besluit dat een industriële leerovereenkomst geen basis vormt voor een recht op kinderbijslag.
Het feit dat een leerling geheel of gedeeltelijk afziet van zijn bezoldiging, waardoor deze onder de begrenzing valt bepaald door het KB van 15 maart 1995 (15.000 BEF op 1 april 1995) heeft geen weerslag op de aard van de overeenkomst, en bijgevolg evenmin op het recht op kinderbijslag.
Het spreekt vanzelf dat het recht van kinderen van 16 tot 18 jaar die voltijds dag-lessen volgen niet afhangt van een inkomsten-begrenzing.