Kruimelpad
Informatienota 1995/3: - Toepassing van de art. 42bis en art. 56 G.W. - Vervangingsinkomens: militievergoedingen.
Tekst
Conform de bepalingen van de art. 42bis en art. 56, §2 G.W. kan een rechthebbende aanspraak maken op kinderbijslag aan de voordelige schaal indien hij, naast de diverse wettelijke voorwaarden eigen aan iedere situatie, de hoedanigheid van rechthebbende met personen ten laste bezit. Om deze hoedanigheid te verkrijgen mogen de rechthebbende, zijn echtgeno(o)t(e) of de persoon waarmee hij eventueel een gezin vormt geen vervangingsinkomens genieten die samen een bepaald bedrag overschrijden.
Men vraagt of een militievergoeding moet beschouwd worden als een vervangingsinkomen.
Art. 3 van KB van 12 april 1984 tot uitvoering van de art. 42bis en art. 56, §2 G.W. betreffende de kinderbijslag voor werknemers definieert het begrip " vervangingsinkomen" als volgt:
pensioenen, renten, tegemoetkomingen, uitkeringen of de na de eerste dertig dagen van een arbeidsongeschiktheidsperiode behouden wedden, toegekend
- hetzij krachtens Belgische of vreemde wets- of reglementsbepalingen.
- hetzij krachtens regelen van toepassing op het personeel van een volkenrechtelijke instelling.
De vraag is dus of de militievergoeding bij deze opsomming hoort.
De wet van 9 juli 1951 houdende vergoeding van soldijtrekkende militairen regelt de toekenning van militievergoedingen, aanvullende kinderbijslag en geboortevergoeding.
Deze wet bepaalt dat deze vergoedingen worden verleend aan sommige rechthebbenden van de tot de soldijtrekkende categorie behorende militairen of aan die militairen zelf, dat de echtgenoot van de militair evenals de uit de echt gescheiden echtgenoot beschouwd worden als begunstigden van deze vergoedingen (art. 2, 1°), dat de aanvraag tot het verkrijgen van de vergoeding moet ingediend worden door de rechthebbende zelf (art. 19), en dat een koninklijk besluit ieder jaar in de loop van de maand december de voorwaarden inzake de inkomsten zal bepalen evenals het bedrag van de vergoedingen (art. 18).
Uit dit alles blijkt ontegensprekelijk dat de militievergoeding een uitkering of vergoeding is toegekend krachtens een Belgische wetsbepaling, en bijgevolg een vervangingsinkomen is in de zin van art. 3 van het reeds vermelde KB van 12 april 1984.
Men moet dus rekening houden met de militievergoeding bij het bepalen van de vervangingsinkomens van de rechthebbende met personen ten laste.