Kruimelpad
CO 1096 van 3 november 1981 - Aanpassing van de kinderbijslagregeling aan de vermindering van de arbeidsduur en aan de uitoefening van deeltijdse arbeid - Wet van 30 juni 1981 en KB van 8 juli 1981 (uittreksels)
Tekst
Artikel 55 uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 56 uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 56bis uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 56quater uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 57 uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 57bis uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
Sectie XI - Nieuwe vereisten voor de beroepsloopbaan (artikelen 13, 14, 15, 16, 17 en 18).
Deze artikelen wijzigen respectievelijk de artikelen 55, 56, 56bis, 56quater en 57, GW.
De vereisten op het stuk van beroepsloopbaan zijn aangepast aan de nieuwe regelen geldend in geval van vermindering van de arbeidsduur en van deeltijdarbeid.
Artikel 13
Dit artikel vervangt in artikel 55, lid 4 de vereiste om gedurende ten minste 150 dagen op 365 dagen die de datum van verlating onmiddellijk voorafgaan, aanspraak gehad hebben op kinderbijslag door de vereiste, in de loop van de twaalf maanden die het tijdstip van de verlating onmiddellijk voorafgaan, de voorwaarden vervuld te hebben om aanspraak te maken op tenminste zes maandelijkse forfaitaire bijslagen krachtens deze wetten, (...).
Eveneens in verband met de gemelde artikelen volstaat het te kunnen bewijzen dat de rechthebbende op ten minste zes maandelijkse forfaitaire bijslagen in de loop van twaalf maanden die de gebeurtenis onmiddellijk voorafgaan (werkonbekwaamheid, overlijden, pensionering) aanspraak heeft kunnen maken.
Artikel 18
Dit artikel vervangt artikel 57bis, GW gewijzigd door het koninklijk besluit, nr 29 van 15 december 1978.
De in dit artikel vervatte aanpassing staat in verband met de wijzigingen vermeld onder de artikelen 13, 14, 15, 16 en 17.
De Koning bepaalt de periodes welke voor de toepassing van de artikelen 55, vierde lid, 56, § 1, 3° en § 2, eerste lid, 4°, 56bis, § 1, 56quater, eerste lid, 57, tweede lid, worden gelijkgesteld met de periodes waarover de werknemer de voorwaarden heeft vervuld om aanspraak te maken op forfaitaire maandelijkse bijslag.
Deze bepaling verleent aan de Koning de macht om voor de berekening van de loopbaan de periodes te bepalen welke gelijkgesteld worden met periodes waarvoor de werknemer heeft voldaan aan de vereisten om aanspraak te maken op kinderbijslag.
Artikel 57bis, lid 2, GW zoals opgenomen in artikel 18 stelt dat de Minister in behartigenswaardige gevallen, de vereiste duur kan verminderen in de gevallen waarin het toekennen van kinderbijslag afhankelijk is gesteld van de vereiste om onmiddellijk vóór de gebeurtenis aanspraak te hebben gehad op zes forfaitaire maandelijkse bijslagen.
Deze bevoegdheid geldt reeds wat betreft de verlening van kinderbijslag aan wezen.
Het koninklijk besluit van 8 juli 1981 tot uitvoering van artikel 57bis GW geeft geen aanleiding tot opmerkingen, aangezien de wijzigingen die het bevat alleen slaan op de vorm.
Op deze wijze kunnen bepaalde gevallen waarvoor het uit sociaal oogpunt aangewezen is kinderbijslag te verlenen, gevrijwaard worden.
(...)
Artikel 70bis uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
Sectie XIV - Een andere bijslagtrekkende in de loop van een maand (artikel 20)
Dit artikel voegt een artikel 70bis in dat stelt dat iedere in de loop van de maand intredende verandering van bijslagtrekkende in de zin van de artikelen 69 en 70 uitwerking heeft de eerste dag van de maand volgend op die waarin deze verandering heeft plaatsgehad.
Aldus voorkomt men moeilijkheden die zich zouden voordoen indien de maandelijkse forfaitaire bijslag in de loop van ene maand zou moeten verdeeld worden over twee of meer bijslagtrekkenden. Voor een gehele maand geschiedt betaling van kinderbijslag aan één persoon, nl. die aan wie de betaling bij het begin van de maand toekomt.
Heeft het voorwerp uitgemaakt van de MO's 392 van 3 november 1981 en 392bis van 21 december 1981.