Kruimelpad
CO 1154 van 25 november 1985 - Art. 62 GW, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen - Koninklijke uitvoeringsbesluiten van 12 augustus 1985 (uittreksels)
Tekst
Artikel 62 uit Kinderbijslagwet werknemers
I. WIJZIGINGEN VAN ARTIKEL 62, G.W.
(...)
- § 2 : Er wordt niet meer verwezen naar het begrip leerovereenkomst, daar het woord "leerling" ook betrekking kan hebben op de leerverbintenis.
Artikel 62 uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
III. Koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder en van de periode gedurende welke kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat een verhandeling bij het einde van hogere studiën voorbereidt (B.S. 21 augustus 1985) - Koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt (B.S. 21 augustus 1985) - Koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 maart 1997 tot bepaling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat verbonden is door een leerovereenkomst (B.S. 21 augustus 1985)
Daar de bepalingen betreffende het recht op kinderbijslag van de als werkzoekende ingeschreven kinderen werden bijeengebracht in de nieuwe § 61 van artikel 62, G.W. en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 (B.S. 21 augustus 1985), dat op 1 september 1984 van kracht is geworden, deze bepaling ten uitvoer legt, werden bepalingen op dat stuk in de koninklijke besluiten van 16 februari 1968 (artikel 4bis), 6 maart 1979 (artikel 2) en 30 december 1975 (artikel 12bis) op dezelfde datum opgeheven.
Bovendien werd artikel 12, 1ste lid, van het koninklijk besluit van 30 december 1975 dienovereenkomstig aangepast (vervanging van de woorden "van artikel 12bis" door de woorden "van artikel 62, § 62 der samengeordende wetten.
IV. Koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (B.S. 21 augustus 1985)
A. Recht op kinderbijslag van de werkzoekenden
De werkzoekenden vormen sedert 1 september 1984 een bijzondere categorie van rechtgevende kinderen op wie een specifieke bepaling van de gecoördineerde wetten van toepassing is (artikel 62, § 64 , G.W.).
De tijdvakken en de toekenningsvereisten voor de kinderbijslag die hun is verschuldigd tot de leeftijd van ten hoogste 25 jaar zijn vastgelegd door het koninklijk besluit van 12 augustus 1985.
Het kind dat niet langer meer rechtgevend op kinderbijslag was omdat het niet meer voldeed aan de toekenningsvereisten eigen aan zijn categorie van rechtgevende kinderen (bv. leerjongen die 21 jaar wordt) zal derhalve opnieuw kinderbijslag kunnen ontvangen als werkzoekende zo hij voldoet aan de toekenningsvereisten gesteld in artikel 62, § 65 en in het koninklijk besluit van 12 augustus 1985.
Dit besluit neemt de vroegere bepalingen over die terzake golden en maakt daarbij een onderscheid tussen het geval van het kind wiens studietijd eindigt, dat van het kind wiens leertijd eindigt en dat van het kind dat de voorbereiding van een verhandeling bij het einde van hoger onderwijs heeft afgesloten of onderbroken.
Derhalve zij verwezen naar de eerder gegeven onderrichtingen in de omzendbrieven 1120, 1121 en 1122 van 28 februari 1984.
Het enige nieuwe dat door het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 wordt uitgevoerd, bestaat erin dat niet alleen het kind dat na het einde van het onderwijs of de leertijd bedoeld in artikel 124 van het koninklijk besluit van 20 december 19636 , zijn studies of leertijd opnieuw aanvat en dan onderbreekt, in aanmerking wordt genomen maar ook degene die na het einde van onderwijs of leertijd een opleidingsprogramma opnieuw aanvat en vervolgens onderbreekt.
De vereisten inzake de tijd binnen welke het opnieuw aanvatten van het onderwijs, de leertijd of het opleidingsprogramma moet plaatsvinden en bij gemis daarvan, de vereisten inzake de duur van deze herneming, blijven dezelfde als voordien.
B. Werkzoekenden die een winstgevende activiteit uitoefenen7
De student bedoeld in de artikelen 62 § 48 en 62 § 59 , G.W. mag onder bepaalde voorwaarden een winstgevende activiteit uitoefenen of een sociale uitkering genieten zonder het recht op kinderbijslag te verliezen (artikel 12 van het koninklijk besluit van 30 december 1975 en artikel 4 van het koninklijk besluit van 16 februari 1968).
Artikel 4, § 4 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 houdende uitvoering van artikel 62, § 610 , G.W. geeft daarentegen aan dat de toekenning van kinderbijslag ten behoeve van het als werkzoekende ingeschreven kind wordt opgeschort voor de volledige maand waarin het kind een winstgevende activiteit uitoefent of als gevolg van deze activiteit een sociale uitkering geniet.11
De toepassing van deze verschillende bepalingen kan interpretatieproblemen meebrengen. Daarom onderstaand enkele standaardregels.
1°) Opdat de inschrijving als werkzoekende haar gevolgen laat gelden, doet het er weinig toe of het tijdstip van deze inschrijving al dan niet samenvalt met de datum waarop de toekenningsperiode van 90 of 180 kalenderdagen12 ingaat.
Voorbeelden: - De studietijd van een kind van meer dan 18 jaar eindigt op 30 juni.
Van 15 juli tot 31 augustus oefent hij een winstgevende activiteit uit.
Op 1 september laat hij zich inschrijven als werkzoekende.
Geen schorsing van het recht voor de maanden juli en augustus.
- De studietijd van een kind van meer dan 18 jaar eindigt op 30 juni.
Hij laat zich op 1 juli inschrijven als werkzoekende.
Hij oefent een winstgevende activiteit uit van 15 juli tot 31 augustus.
Het recht is over de maanden juli en augustus geschorst.
2°) De inschrijving als werkzoekende in de loop van een maand waarin de winstgevende activiteit wordt uitgeoefend of een sociale uitkering geheel of ten dele wordt verleend, brengt mee dat het recht op kinderbijslag voor de gehele maand wordt geschorst en dit zelfs wanneer de betrokken activiteit of uitkering vóór de inschrijving is gesitueerd.13
Voorbeelden: - De studietijd van een kind van meer dan 18 jaar eindigt op 30 juni.
Hij oefent een winstgevende bedrijvigheid uit van 1 tot 14 september.14
Op 16 september laat hij zich inschrijven als werkzoekende.
Het recht is voor de maand september geschorst.
- De studietijd van een kind van meer dan 18 jaar eindigt op 30 juni.
Hij oefent een winstgevende activiteit uit van 10 juli tot 24 juli.15
Op 29 juli laat hij zich inschrijven als werkzoekende.
Het recht is voor de maand juli geschorst.
3°) Artikel 48, G.W. is van toepassing zo de inschrijving als werkzoekende een nieuw recht doet ontstaan. Er moet echter rekening gehouden worden met de mogelijke gevolgen voor dat recht van de uitoefening van een winstgevende activiteit of het ontvangen van een sociale uitkering.
Artikel 48, G.W. zal eveneens toepassing vinden wanneer de toestand die het recht als werkzoekende in de weg staat, voorgoed een einde maakt aan het recht gedurende het toekenningstijdvak van 180 of 90 kalenderdagen16 .
Praktisch gezien kunnen de betalingsinstellingen voor kinderbijslag derhalve artikel 48, G.W. toepassen wanneer in de loop van een maand gelegen in het toekenningstijdvak van de 90 of 180 kalenderdagen17 , de werkzoekende begint te werken voor een welbepaalde duur die verder reikt dan dat tijdvak of voor een onbepaalde duur, met dien verstande dat het geval uiteraard wordt herzien wanneer aan deze activiteit een einde wordt gesteld alvorens de periode van 90 of 180 kalenderdagen18 is afgelopen.19
Voorbeelden: - De studietijd van een kind van meer dan 18 jaar eindigt op 30 juni.
Hij oefent geen winstgevende activiteit uit en ontvangt geen sociale uitkeringen.
Hij laat zich op 14 september inschrijven als werkzoekende.
Het recht als werkzoekende gaat in op 14 september en de kinderbijslag mag toegekend worden vanaf 1 september ingevolge artikel 48, G.W.
- De studietijd van een kind van meer dan 18 jaar eindigt op 30 juni.
Hij oefent een winstgevende activiteit uit van 1 juli tot 14 september.
Hij laat zich als werkzoekende inschrijven op 16 september.
Het recht als student eindigt op 1 juli omdat de tewerkstelling verder reikt dan de vakantieduur, de kinderbijslag is ook niet verschuldigd voor de maand september aangezien het nieuwe recht als werkzoekende voor die maand geschorst is.
- De studietijd van een kind van meer dan 18 jaar eindigt op 30 juni.
Hij wordt ingeschreven als werkzoekende op 1 augustus.
Van 15 november tot 31 maart oefent hij een winstgevende activiteit uit.20
Het recht als werkzoekende neemt voorgoed een einde op 15 november en de kinderbijslag wordt voor de gehele maand november betaald ingevolge artikel 48, G.W.
4°) De verlenging van de toekenningsperiode van 90 of 180 kalenderdagen21 wegens het sluiten van een arbeidsovereenkomst van studenten gedurende de maanden juli, augustus en september houdt in dat er voordien schorsing van het recht was uit hoofde van deze arbeidsovereenkomst voor studenten.
Voorbeelden: - De studietijd van een kind van meer dan 18 jaar eindigt op 30 juni.
Hij oefent een winstgevende activiteit uit als student van 1 tot 31 juli.22
Op 1 augustus laat hij zich inschrijven als werkzoekende.
Het recht wordt voor de maand juli niet geschorst maar de periode van 18023 kalenderdagen wordt niet verlengd.
- De studietijd van een kind van meer dan 18 jaar eindigt op 30 juni.
Hij laat zich als werkzoekende inschrijven op 1 juli.
Van 1 tot 31 juli oefent hij een winstgevende activiteit als student uit.24
Het recht wordt voor de maand juli geschorst maar het tijdvak van 18025 kalenderdagen wordt met 31 dagen verlengd.
(...)
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18Lezen § 5.
- 19Thans artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991.
- 20Vanaf 1 juli 1994, CO 1290 van 29 september 1995, artikel 62, § 5.
- 21Lezen § 3.
- 22Lezen § 4.
- 23Wat betreft het maximum toegelaten bedrag van de lonen en sociale uitkeringen vanaf 1 november 1991, zie C.O. 1230, artikel 62 § 5.
- 24Lezen 180 of 270, C.O. 1281, art. 62 § 5.
- 25Lezen 270.