Kruimelpad
MO 190 van 6 maart 1963 - Kinderen opgevoed buiten het Rijk - Begrip en afwijking
Tekst
A. BEGRIP
Luidens de voormelde wettelijke bepalingen is de kinderbijslag niet verschuldigd ten behoeve van de buiten het Rijk opgevoede kinderen.
Ik heb de eer u mede te delen, dat ik mijn instemming heb betuigd met een advies uitgebracht door de Commissie van advies inzake controle en betwiste zaken, volgens welk advies er geen aanleiding toe bestaat als buiten het Rijk opgevoed ten aanzien van het kind dat zich in één van de hiernavermelde toestanden bevindt:
1. Welke de nationaliteit van de ouders en van het kind ook zij, wanneer dit laatste tijdelijk buiten het Rijk verblijft dan wanneer het normaal met zijn ouders in België woont, moet er niet beschouwd worden dat dit kind gedurende de periode van het verblijf in het buitenland buiten het Rijk wordt opgevoed.
Door "tijdelijk" dient te worden verstaan: een verblijf in het buitenland dat, in een of verscheidene keren, geen twee maand in de loop van hetzelfde kalenderjaar overschrijdt.
Hetzelfde geldt wanneer het verblijf in het buitenland niet langer dan zes maanden duurt en het door gezondheidsredenen gemotiveerd wordt.
2. Evenmin moet er beschouwd worden dat het kind, welke zijn nationaliteit of die van zijn ouders ook zij, dat normaal met deze laatsten in België woont en dat, met of zonder zijn ouders, alleen tijdens de schoolvakanties een tijd in het buitenland verblijft, tijdens de duur van het verblijf in het buitenland opgehouden heeft in het Rijk opgevoed te zijn.
3. Hetzelfde geldt, (...)1 voor het kind, welke zijn nationaliteit of die van zijn ouders of van de personen die het opvoeden ook zij, dat normaal bij hen in België woont en een over de grens gelegen school bezoekt, voor zover het elke dag bij zijn ouders of bij de personen die hen vervangen, terugkeert.
De interpretaties die voorheen zouden geformuleerd geworden zijn en die met de onderhavige zouden in strijd zijn, moeten niet meer ingeroepen worden.
Voor de datum van de inwerkingtreding van de huidige interpretatie dient men zich te richten naar de regelen vermeld in de ministeriële omzendbrief nr. 147 (...) van 20 december 1956.
B. AFWIJKING
Ik heb de eer u te laten weten, dat ik krachtens artikel 52, eerste lid, van de geordende wetten betreffende de kinderbijslag voor werknemers (...)2 , en op eensluidend advies van de Commissie van advies inzake controle en betwiste zaken beslist heb de wettelijke beperking op te heffen, luidens welke het kind in België moet worden opgevoed:
1. (...) in de regeling voor werknemers (...)3 , in alle gevallen waarin het betrokken kind een studiebeurs geniet voor het volgen van de lessen in het buitenland.
Deze afwijking wordt toegestaan zonder enige beperking wat betreft het bedrag dat kan voortvloeien uit de toepassing van de wettelijke schaal, die volgens de toestand van de rechthebbende werknemer of zelfstandige van toepassing is.
2. De huidige algemene afwijking heeft terugwerkende kracht tot het begin van het schooljaar 1961-1962.