Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

26 oktober 2004 - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 42 bis en 56, § 2, van de Algemene kinderbijslagwet (BS 24.11.2004)

    Artikel 1. Kunnen aanspraak maken op de hoedanigheid van rechthebbende met personen ten laste in de zin van de artikelen 42bis, vierde paragraaf en 56, § 2, tweede lid AKBW:

    1° de rechthebbende die alleen woont met een of meer kinderen waarvoor hij het recht op kinderbijslag opent; samenwonen met andere personen dan die bedoeld in 2° vormt echter geen beletsel;

    2° de rechthebbende die samenwoont met een of meer kinderen waarvoor hij het recht op kinderbijslag opent en met zijn echtgenoot of een persoon waarmee hij een feitelijk gezin vormt in de zin van artikel 56bis, § 2, AKBW;

    3° de rechthebbende die uit de echt gescheiden is, gescheiden van tafel en bed of feitelijk gescheiden, indien zijn echtgenoot of ex-echtgenoot bijslagtrekkende is voor een of meer kinderen waarvoor de rechthebbende het recht op kinderbijslag opent, op voorwaarde dat deze echtgenoot of ex-echtgenoot geen feitelijk gezin vormt in de zin van artikel 56bis, § 2, AKBW en geen nieuw huwelijk aanging, behalve indien het huwelijk gevolgd is door een feitelijke scheiding. De feitelijke scheiding moet blijken uit de afzonderlijke hoofdverblijfplaats van de personen in kwestie, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, met uitzondering van gevallen waarbij uit andere daartoe overgelegde officiële documenten blijkt dat de feitelijke scheiding effectief is, ook al stemt dit niet of niet meer overeen met de informatie verkregen bij het voormelde register;

    4° de gescheiden levende rechthebbende ouder, niet bedoeld in 3°, indien de andere ouder bijslagtrekkende is voor een of meer kinderen waarvoor de rechthebbende het recht op kinderbijslag opent, op voorwaarde dat deze bijslagtrekkende geen feitelijk gezin vormt in de zin van artikel 56bis, § 2, AKBW en geen huwelijk aangaat, behalve indien het huwelijk gevolgd is door een feitelijke scheiding. De feitelijke scheiding moet blijken uit de afzonderlijke hoofdverblijfplaats van de personen in kwestie, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, met uitzondering van gevallen waarbij uit andere daartoe overgelegde officiële documenten blijkt dat de feitelijke scheiding effectief is, ook al stemt dit niet of niet meer overeen met de informatie verkregen bij het voormelde register.

    Art. 2. De rechthebbende bedoeld in artikel 1 mag in de situatie bedoeld in artikel 1, 1°, geen beroeps- en/of vervangingsinkomens genieten waarvan de som hoger is dan het maximum dagbedrag van de invaliditeitsuitkering voor de werknemer met personen ten laste, voortvloeiend uit de toepassing van de artikelen 212, zesde lid, en 213, eerste lid, eerste zin, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vermenigvuldigd met 27.

    De rechthebbende bedoeld in artikel 1 en zijn echtgenoot of de persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt in de zin van artikel 56bis, § 2, AKBW, mogen in de situatie bedoeld in artikel 1, 2° samen geen beroeps- en/of vervangingsinkomens genieten die in totaal hoger zijn dan het bedrag verkregen op grond van de bepalingen van het eerste lid, verhoogd met 57,65 euro. Het bedrag van 57,65 euro is gekoppeld aan spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) en schommelt conform de bepalingen van artikel 76bis, §§ 1 en 3, AKBW.

    In de situatie bedoeld in artikel 1, 3° en 4° mag de bijslagtrekkende geen beroeps- en/of vervangingsinkomens genieten waarvan de som het bedrag overschrijdt verkregen krachtens de bepalingen van het eerste lid.

    Art. 3. De beroepsinkomsten van de werknemer zijn de belastbare inkomsten die voortvloeien uit zijn activiteit als werknemer.

    De beroepsinkomsten van de zelfstandige zijn de beroepsinkomsten die voortvloeien uit zijn zelfstandige activiteit, bedoeld in artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, vermenigvuldigd met een breuk gelijk aan 100 / 80.

    De vervangingsinkomsten zijn, voor alle sociaal verzekerden, de belastbare vervangingsinkomsten.

    De aldus bekomen beroepsinkomsten, alsook de belastbare vervangingsinkomsten, worden samengeteld, binnen de grenzen van het fiscale aanslagjaar en vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop ze betrekking hebben.

    Art. 4. Het koninklijk besluit van 12 april 1984 tot uitvoering van de artikelen 42bis en 56, § 2 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 juni 1984, 24 augustus 1987, 22 juni 1989, 23 mei 1990, 16 november 1990, 7 mei 1991, 25 november 1991, 6 april 1995, 14 september 1995, 12 augustus 2000, 17 september 2000, 19 maart 2001, 19 juli 2001, 11 december 2001 en 16 april 2002, wordt opgeheven.

    Art. 5. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van het trimester na dat waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

    Art. 6. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

    Het K.B. van 22.05.2014 (B.S. 27.06.2014), van kracht vanaf 30.06.2014 met uitzondering van 3° dat in werking treedt op 02.07.2014 en 4° dat in werking treedt op 01.01.2015 voor zover het de regels bepaalt voor de berekening van de beroepsinkomsten van de werknemer en voor zover het de regels bepaalt voor de berekening van de vervangingsinkomsten van de werknemers en de zelfstandigen, heeft de volgende wijzigingen aangebracht:

    1° het opschrift wordt vervangen als volgt : "Koninklijk besluit van 26 oktober 2004 tot uitvoering van de artikelen 42 bis en 56, § 2, van de Algemene kinderbijslagwet".

    2° in artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    a) in de inleidende zin worden de woorden "van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders" vervangen door het woord "AKBW ";

    b) de woorden "van dezelfde wetten" worden telkens vervangen door het woord "AKBW".

    3° in artikel 2, tweede lid, worden de woorden "van dezelfde wetten" telkens vervangen door het woord "AKBW".

    4° artikel 3 wordt vervangen als volgt:
    "Art. 3. De beroepsinkomsten van de werknemer zijn de belastbare inkomsten die voortvloeien uit zijn activiteit als werknemer.

    De beroepsinkomsten van de zelfstandige zijn de beroepsinkomsten die voortvloeien uit zijn zelfstandige activiteit, bedoeld in artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, vermenigvuldigd met een breuk gelijk aan 100/80.

    De vervangingsinkomsten zijn, voor alle sociaal verzekerden, de belastbare vervangingsinkomens.

    De aldus bekomen beroepsinkomsten, alsook de belastbare vervangingsinkomsten, worden samengeteld, binnen de grenzen van het fiscale aanslagjaar en vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop ze betrekking hebben."
     

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top