Kruimelpad
3 december 1930 - Koninklijk besluit houdende instelling en inrichting van bijzondere kassen voor gezinsvergoedingen (BS 17.12.1930)
Tekst
§ 1. Zetel en taak der bijzondere kassen.
Artikel 1. Er worden bijzondere Verrekenkassen voor gezinsvergoedingen opgericht, ten bate van:
1° (Opgeheven)
2° (Opgeheven) (1)
3° (Opgeheven) (1)
4° De arbeiders der ondernemingen voor binnenscheepvaart ;
5° (Opgeheven) (2)
6° (Opgeheven) (2)
Artikel 2. (Opgeheven) (2)
Artikel 3. De in artikel 1 bedoelde instellingen hebben hun zetel in de Antwerpse agglomeratie.
Onze Minister van Sociale Voorzorg kan de raden van beheer machtigen om bijkantoren in andere plaatsen van het land te vestigen (3).
Artikel 4. De taak van de bijzondere kassen bestaat in het innen en beheren der bijdragen hunner leden, met het oog op het uitkeren van gezinsvergoedingen aan het personeel dezer laatste, overeenkomstig de wet van 4.8.193O.
§ 2. Leden.
Artikel 5. Al de hierboven bedoelde bedrijfshoofden zijn van rechtswege aan de bijzondere kas, waarvan zij respectievelijk afhangen, aangesloten.
(Opgeheven) (4)
(Opgeheven) (4)
De inschrijving der leden geschiedt door de zorgen van de beheerraad, op hunne aanvraag of bij de tussenkomst van het hoofd van de dienst der gezins vergoedingen van het Ministerie van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg.
Artikel 6. Binnen de vijftien dagen wordt, bij gewoon schrijven, door de Voorzitter van de beheerraad of de bestuurder ondertekend, aan de belanghebbende werkgever kennis gegeven van zijn inschrijving.
Artikel 7. De naam, voornamen en woonplaats der nieuwe leden worden door de beheerraad aan de Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg medegedeeld.
Artikel 8. De aanvaarding als lid sluit in zich de toetreding zonder voorbehoud tot de reglementen der kas.
Artikel 9. De namen der leden die hun verplichtingen niet naleven worden door de beheerraad ter kennis gebracht van Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg.
Artikel 10. In geval van overlijden of uitscheiding van bedrijf wordt de schrapping van het lid door de beheerraad uitgesproken en binnen de drie maanden aan de bevoegde Minister kenbaar gemaakt.
Nochtans vermindert de schrapping geenszins de verplichtingen die de belanghebbende heeft aangegaan gedurende zijn lidmaatschap.
Artikel 11. De leden zijn slechts gehouden tot de hun door of krachtens de wet van 4.8.1930 opgelegde verplichtingen.
Artikel 12. De inhoud en vorm der bescheiden, welke dienen om de verplichtingen der leden vast te stellen, overeenkomstig dezelfde wet, worden door de beheerraad bepaald.
§ 3. Bijdragen en boeten.
Artikel 13. Door elk lid dienen gestort, overeenkomstig de wet van 4.8.1930:
1° de bijdrage dienende voor het uitkeren der vergoedingen;
2° de bijdrage voor het voorzorgsfonds;
3° zijn aandeel in de kosten van het beheerderkas.
Indien hij het gepast acht, kan de beheerraad eisen dat deze laatste sommen op voorhand of bij voorraad worden gestort.
De beheerraad stelt in een door Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg goed te keuren reglement vast, de grondslagen en de wijze waarop de bijdragen worden geïnd.
Artikel 14. Elk lid is gehouden, te allen tijde, ter beschikking te stellen van de beheerraad of zijne afgevaardigden, de bescheiden ter verrechtvaardiging van de verklaringen op grond van dewelke zijn bijdragen worden bepaald.
Artikel 15. De burgerlijke geldboeten, die uit hoofde van bedrog kunnen worden opgelegd aan de leden van de Kas, alsook aan diegenen waaraan vergoedingen verschuldigd zijn of moeten worden betaald, worden bepaald in een door de beheerraad aangenomen en door Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg goed te keuren reglement.
Artikel 16. Wanneer een lid niet regelmatig zijne bijdragen of de hem opgelegde geldboeten aanbetaalt, is de beheerraad gerechtigd, mits ingebrekestelling bij eenvoudig schrijven en na het verstrijken van minstens acht dagen na de ingebrekestelling, te vervolgen vóór de rechtbanken in betaling der verschuldigde bedragen en alle bewarende maatregelen te nemen, alles op kosten van het lid. Buitendien is het lid gehouden ten overstaan van de kas tot het betalen van al de bijdragen welke de kas, gedurende de tijd dat hij in gebreke is gebleven, had moeten uitbetalen, ten voordele van personen welke bij hem werkzaam zijn of waren of hun rechthebbenden.
§ 4. Betwistingen.
Artikel 17. Ene scheidrechterlijke commissie oordeelt over de betwistingen welke zouden oprijzen tussen de bijzondere kas en diegenen waaraan de vergoedingen verschuldigd zijn of moeten worden betaald.
De scheidsrechterlijke commissie is samengesteld uit drie leden die de bij de bijzondere kas aangesloten werkgevers vertegenwoordigen en drie leden die de betrokken arbeiders vertegenwoordigen.
De leden werkgevers worden door de beheerraad der kas tussen hare leden gekozen.
De leden arbeiders worden aangeduid door Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg, op in dubbel gestelde lijsten van candidaten, voorgedragen door de beroepsorganisaties van werklieden of bedienden, welke het grootst aantal belanghebbenden van het beroep der rechtverkrijgenden vertegenwoordigen.
Bij gebreke aan voorgestelde candidaten, worden de leden arbeiders van ambtswege aangeduid.
Twee door Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg aangewezen magistraten nemen onderscheidenlijk het ambt van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter waar.
Meerdere scheidsrechterlijke commissies kunnen worden opgericht. Het is aan elke scheidsrechterlijke commissie geoorloofd zich desnoods te begeven naar en te zetelen op andere plaatsen, dan deze waar ze is gevestigd.
Degenen aan wie vergoedingen verschuldigd zijn of moeten worden betaald, zijn alleen van de scheidsrechterlijke commissies, onderhorig wanneer ze niet verder dan 30 kilometer van de plaats wonen, waar deze rechtbank moet zetelen, of ze zouden zich vrijwillig ter berechtiging moeten aanbieden.
De scheidsrechterlijke commissie, alvorens te vonnissen, tracht, door middel van verzoening, een einde aan de betwisting te stellen.
De uitspraken zijn niet voor beroep vatbaar.
De inrichting en werking van de scheidsrechterlijke commissie zullen voor het overige worden bepaald in het K.B., dat voorzien is in de alinea 13 van artikel 9 der wet van 4.8.1930. (5)
Artikel 18. Wanneer de betrokken werkgever zich ermede akkoord verklaart, wordt de berechtiging van betwistingen, welke zouden oprijzen tussen de kas en de werkgevers, die er deel van uitmaken, aan ene scheidsrechterlijke commissie toevertrouwd. Deze scheidsrechterlijke commissie is samengesteld als volgt:
1° drie beheerders der kas;
2° een gelijk aantal leden, door Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg aangeduid.
De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter der commissie worden door de bevoegde Minister buiten de beheerders en de leden gekozen.
De scheidsrechterlijke commissie, vooraleer te vonnissen, tracht, door middel van verzoening, een einde aan de betwisting te stellen.
De uitspraken zijn niet voor beroep vatbaar.
De inrichting en werking van de scheidsrechterlijke commissie zullen, voor het overige, worden bepaald door Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg.
§ 5. Beheerraad en bestuur.
Artikel 19. De raad van beheer van de bijzondere kassen voor gezinsvergoedingen bestaat uit:
1° twaalf leden, door de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg benoemd, van wie er zes worden gekozen onder de aangesloten werkgevers en zes onder de arbeiders die worden voorgedragen op een dubbele lijst van candidaten door de meest representatieve vakverenigingen der arbeiders;
2° een voorzitter, eveneens door de Minister benoemd, en die noch aangesloten werkgever is, noch van de bij 1° bedoelde verenigingen afhangt.
De Minister benoemt in de raad van beheer twee ondervoorzitters, van wie de ene onder de vertegenwoordigers van de werkgevers en de andere onder de vertegenwoordigers van de arbeiders wordt gekozen. In geval van afwezigheid van de voorzitter, worden de vergaderingen beurtelings door een van de ondervoorzitters voorgezeten.
De voorzitter en de leden van de beheerraad worden benoemd voor een tijdperk van zes jaar. De mandaten van de leden worden om de twee jaar voor een derde hernieuwd.
Bij het verstrijken van het tweede jaar, worden de vier eerste mandaten hernieuwd bij uitloting.
Bij het eindigen van het vierde jaar geschiedt de hernieuwing der vier volgende mandaten op dezelfde wijze.
Elk uittredend beheerder mag voor een nieuw mandaat worden aangesteld.
De beheerder, in vervanging van een afgestorven of ontslaggevend beheerder benoemd, voleindigt het mandaat van deze laatste.
De mandaten van de ondervoorzitters eindigen met hun mandaat als lid. (6)
Artikel 20. De beheerraad vergadert bij oproeping door de voorzitter, zo dikwijls als vereist wordt voor de belangen der kas of op aanvraag van drie zijner leden.
Wanneer Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg het eist, wordt de beheerraad in buitengewone vergadering samengeroepen. De Minister duidt dan de punten aan, welke op de dagorde dienen voor te komen.
De raad kan alleen geldig beslissen over de punten in de dagorde vermeld en bij aanwezigheid van de meerderheid zijner leden.
Over de punten, voor de tweede maal aan de dagorde gebracht, kan hij echter beslissen, onverschillig het aantal aanwezige leden.
De beslissingen worden getroffen bij meerderheid van stemmen; bij gelijkheid van stemmen is de stem van de voorzitter der vergadering overwegend.
Bij gebreke aan de voorzitter en de ondervoorzitters (2) wordt de raad door het oudste aanwezig lid voorgezeten.
De beslissingen van de raad worden vastgesteld in processen-verbaal, door de voorzitter en de aanwezige leden ondertekend.
De beheerders mogen geen deel nemen aan de beraadslagingen noch de stemming betreffende de punten waar ze persoonlijk bij betrokken zijn ; er wordt van hunne onthouding melding gemaakt in het proces-verbaal der zitting.
Artikel 21. De beheerraad neemt het beheer der bijzondere kas waar, overeenkomstig dit reglement en de bepalingen der wet van 4.8.1930 en de K.B.'s met het oog op hare uitvoering genomen of te nemen.
Hij bepaalt namelijk de inhoud en de vorm van alle bescheiden, welke het lidmaatschap aangaan en van de bescheiden omtrent het beheer en het toezicht; richt de verschillende diensten in; neemt de nodige maatregelen om de kosten van beheer te verzekeren; int de bijdragen der leden ; keert de vergoedingen uit en doet alle betalingen in verband met het beheer; neemt en ontvangt alle zakelijke en persoonlijke waarborgen en verzaakt eraan; geeft opheffing, met erkenning der betaling, van alle hypothecaire en bevoorrechte inschrijving, alsook van alle beslag, verzet of andere verhindering; stelt de vergoedingen vast van agenten en bedienden; geeft toelating tot het optreden in recht als eiser en als verweerder, vervolging en benaarstiging van de voorzitter en de daartoe afgevaardigde beheerder; hij gaat compromis en dadingen aan omtrent alle belangen der kas, en, over het algemeen, stelt alle handelingen nodig voor het goed beheer der kas.
Artikel 22. De raad kan bijzondere machten aan een of meer zijner leden opdragen.
Behoudens bijzondere opdracht, worden de akten, die verplichtingen voor de kas met zich slepen, door de voorzitter en een beheerder ondertekend, behalve die van dagelijks beheer.
Artikel 23. De beheerders gaan geen persoonlijke verplichtingen aan uit hoofde van de verbintenissen door de kas aangegaan. Ze zijn alleen aansprakelijk voor het volbrengen van hun mandaat.
Artikel 24. Het mandaat der leden van de beheerraad is onbezoldigd. Ze kunnen echter zitpenningen genieten en vergoed worden voor hunne verplaatsingskosten.
Artikel 25. Het dagelijks beheer der kas kan toevertrouwd worden aan een bestuurder, benoemd door de Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg, die tevens zijn wedde bepaalt.
Artikel 26. De voorzitter van de beheerraad kan beroep bij de bevoegde Minister instellen tegen alle beslissing of daden van beheer, genomen of gesteld in strijd met de wet of dit besluit of van aard om de belangen der bijzondere kas of der leden te schaden. In dit geval kan de Minister zich verzetten tegen de uitvoering van de beslissing of de beslissing te niet doen.
§ 6. Algemene vergaderingen.
Artikel 27. Om het jaar wordt, op de datum door de beheerraad bepaald, ene algemene vergadering gehouden, welke zich uitspreekt over de rekeningen van het verlopen dienstjaar en over de begroting van het volgend jaar.
Als ze het nodig acht, kan de algemene vergadering hare overwegingen betrekkelijk de inrichting en werking der bijzondere kas aan Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg doen geworden.
Artikel 28. De beraadslagingen en beslissingen der algemene vergadering worden in een proces-verbaal vermeld, door de voorzitter te ondertekenen en dat medegedeeld wordt aan Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg.
Artikel 29. De algemene vergadering is samengesteld uit de aangesloten leden.
De rechtspersonen kunnen zich doen vertegenwoordigen door hun beheerders, directeurs, zaakvoerders of door gelijk welk ander persoon, van een regelmatige lastgeving voorzien.
Elk lid heeft recht op één stem. Een bijkomende stem wordt hem verleend zo dikwijls als hij vijftig personen aan de arbeid gebruikt op het ogenblik zijner inschrijving of, voor de toekomst, op de datum door de beheerraad bepaald.
Artikel 30. De algemene vergadering wordt in buitengewone zitten samengeroepen op verzoek van Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg. De Minister duidt tevens de punten aan welke op de dagorde dienen vermeld.
De beheerraad is er dan toe gehouden de buitengewone vergadering bijeen te roepen binnen een tijdsruimte van hoogstens dertig dagen.
Artikel 31. De leden worden in algemene vergadering bijeengeroepen door middel van een rondschrijven aan elk der leden minstens acht dagen vóór de vergadering te zenden ; dit rondschrijven vermeldt de dagorde.
De oproeping tot de algemene vergaderingen mag eveneens gedaan worden langs het Staatsblad alsmede langs minstens twee dagbladen, verspreid in de provincie waar de zetel van de kas gevestigd is.
Deze oproeping zal minstens veertien dagen op voorhand moeten geschieden en de punten van de dagorde vermelden. (7)
Artikel 32. Het voorzitterschap der algemene vergaderingen wordt waargenomen door de voorzitter of, ingeval de voorzitter aanwezig is, beurtelings door elk van de ondervoorzitters van de raad van beheer of, bij dezer ontstentenis, door de oudste aanwezige beheerder. (8)
De voorzitter duidt de secretaris der vergadering aan.
De vergadering duidt twee harer leden aan om de dienst van stemopnemers te verzekeren.
De andere aanwezige beheerders maken deel uit van het bureel.
De beslissingen worden in de algemene vergadering genomen onverschillig het aantal aanwezige leden en bij eenvoudige meerderheid der stemmen.
§ 7. Rekeningen en begrotingen.
Artikel 33. Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.
Het eerste dienstjaar echter zal slechts op 31.12.1932 eindigen.
Artikel 34. De beheerraad stelt jaarlijks een ontwerp van rekening en van begroting op alsook een verslag over de bedrijvigheid der kas tijdens het verlopen dienstjaar.
Deze bescheiden worden dezelfde dag als de bijeenroepingen tot de algemene vergaderingen aan de leden die het vragen toegezonden.
Na onderzoek der bescheiden geeft de algemene vergadering haar advies over de inhoud derzelve.
Dit advies wordt binnen de acht dagen aan Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg toegezonden.
Artikel 35. Het gebeurlijk boni op de bijdragen, dienende voor het uitkeren van vergoedingen, dient voor de helft in de Nationale Kas gestort, overeenkomstig artikel 50 der wet van 4.8.1930. (9)
De bijdragen voor het voorzorgsfonds ontvangen de bestemming voorzien in artikel 48 van dezelfde wet. (10)
Voor elk der leden wordt een persoonlijke voorzorgsrekening geopend, welke geen intrest opbrengt, en waarvan het bedrag uitgekeerd wordt op het ogenblik der uitschrapping.
In geval er boni bestaat op de stortingen gedaan met het oog op de tussenkomst van elk der leden in de kosten van beheer, wordt het uitgekeerd, na aftrek van de nodige delgingen en andere lasten. Te dien einde wordt ene persoonlijke rekening voor elk der leden geopend, waar zijn evenredig aandeel in vermeld staat.
De beheerraad kan beslissen dat deze aandelen in vermindering komen van de later te storten bijdragen.
Artikel 36. Het recht op de uitkeringen, waarvan spraak in het vorig artikel, verjaart na vijf jaar.
Artikel 37. De kosten van beheer der kas komen geheel ten laste van de leden.
§ 8. Bijkomende voordelen voor de gezinnen.
Artikel 38. De beheerraad mag over het gebeurlijk boni op de bijdragen, dienende voor het uitkeren van vergoedingen, beschikken om, na aftrekking van de storting in de Nationale Verrekenkas voorgeschreven door de wet van 4.8.1930, hetzij bijkomende vergoedingen of geboortepremiën of andere voor delen voor de gezinnen toe te staan.
Bijzondere rekeningen worden voor deze diensten opgemaakt.
§ 9. Algemene bepalingen.
Artikel 39. Voor het overige worden de inrichting en de werking van ieder der bijzondere kassen nader bepaald door hunne beheerraad, in één of meerdere reglementen.
Het of de reglementen worden echter slechts van kracht wanneer ze zijn goedgekeurd door Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg.
Artikel 40. De zending door dit besluit aan ieder der bijzondere kassen opgelegd mag door elk hunner voor zekere arbeiders, toevertrouwd worden hetzij aan de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, opgericht krachtens artikel 2 van de wet van 26.7.1960 tot herinrichting van de in stellingen voor kinderbijslagen (11), hetzij aan ene toegelaten verrekenkas, hetzij aan ene andere bijzondere kas.
De overeenkomst bepaalt nauwkeurig de voorwaarden onder dewelke deze overdracht plaats heeft.
Deze overeenkomst zal slechts geldig zijn na goedkeuring door Onze Minister van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg.
--------------
(1) Art. 45 van de wet van 1.8.1985 (B.S. 6.8.1985). Bevoegdheid overgenomen door de R.K.W. met ingang van 1.1.1986.
(2) Art. 6 van het K.B. nr 65 van 10.11.1967 (B.S. 14.11.1967). Bevoegdheid overgenomen door de R.K.W., zie art. 33.
(3) Aldus gewijzigd door het art. 5 van het K.B. nr 65 van 10.11.1967 (B.S.14.11.1967).
(4) De alinea's 2 en 3 werden opgeheven door art. 6 van het K.B. nr 65 van 10.11.1967 (B.S. 14.11.1967).
(5) Thans art. 28 G.W.
(6) Aldus gewijzigd door het art. 2 van het K.B. van 4.7.1952 (B.S. 14.8.1952). Artikel 2 van het K.B. van 4.7.1952 (B.S. 14.8.1952) heeft de woorden " plaatsvervangend voorzitter" vervangen door het woord "ondervoorzitter".
(7) De laatste twee alinea's werden bij het art. 31 gevoegd door het Besluit der Secretarissen-Generaal van 23.5.1941 (B.S. 8.6.1941) met terugwerkende kracht op 1.1.1941 en door het Regentsbesluit van 30.1.1946 (B.S. 3.3.1946), van kracht op 16.2.1946.
(8) Aldus gewijzigd door het art. 3 van het K.B. van 4.7.1952 (B.S. 14.8.1952).
(9) Thans art. 108 K.B.W.
(10) Thans art. 94 K.B.W.
(11) Gewijzigd door het art. 1 van het K.B. van 16.6.1961 (B.S. 28.8.1961).