Kruimelpad
Artikel 56/1 Groeipakketdecreet
Tekst
Een kind geeft recht op een ondersteuningstoeslag als het aan al de volgende voorwaarden voldoet:
- het kind heeft de Belgische nationaliteit of het kind van wie het bewijs niet geleverd wordt dat het de Belgische nationaliteit bezit, is toegelaten of gemachtigd om in het Rijk te verblijven of er zich te vestigen conform de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
- het kind heeft zijn woonplaats in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
- het kind heeft een zorgbehoefte die voortvloeit uit een aandoening die gevolgen heeft voor hemzelf op het vlak van lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of op het vlak van activiteit en participatie, of die gevolgen heeft voor zijn familiale omgeving.
Het kind dat zijn woonplaats heeft in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, vermeld in het eerste lid, 2°, dient een schriftelijk verzoek tot toekenning van de ondersteuningstoeslag in bij een uitbetalingsactor.
Het rechtgevend kind, vermeld in het eerste lid, geeft recht op een ondersteuningstoeslag tot en met de maand waarin het kind 21 jaar wordt, overeenkomstig de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden. De Vlaamse Regering kan op deze leeftijdsvoorwaarde vrijstellingen voorzien.
Een ondersteuningstoeslag van 300 euro per maand wordt toegekend aan het rechtgevend kind, vermeld in het eerste lid.
De Vlaamse Regering bepaalt:
- de nadere voorwaarden voor de toekenning en schorsing van de ondersteuningstoeslag;
- de procedure voor de vaststelling van de zorgbehoefte;
- wie de ernst van de zorgbehoefte vaststelt;
- de duurtijd waarvoor de ondersteuningstoeslag wordt toegekend.
De Vlaamse Regering kan algemene vrijstellingen van het eerste lid, 1°, bepalen.
Historiek
Decreet van 21 oktober 2022 tot wijziging van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, wat betreft de invoering van de ondersteuningstoeslag (B.S. 04.11.2022) - artikelen 4 en 5 - uiterlijke inwerkingtreding 01.01.2023
Art. 4. Aan boek 2, deel 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 maart 2019, wordt een titel 3 toegevoegd, die luidt als volgt:
“Titel 3. Ondersteuningstoeslag”.
Art. 5. In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2020, wordt aan titel 3, toegevoegd bij artikel 4, een artikel 56/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 56/1. Een kind geeft recht op een ondersteuningstoeslag als het aan al de volgende voorwaarden voldoet:
- het kind heeft de Belgische nationaliteit of het kind van wie het bewijs niet geleverd wordt dat het de Belgische nationaliteit bezit, is toegelaten of gemachtigd om in het Rijk te verblijven of er zich te vestigen conform de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
- het kind heeft zijn woonplaats in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
- het kind heeft een zorgbehoefte die voortvloeit uit een aandoening die gevolgen heeft voor hemzelf op het vlak van lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of op het vlak van activiteit en participatie, of die gevolgen heeft voor zijn familiale omgeving.
Het kind dat zijn woonplaats heeft in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, vermeld in het eerste lid, 2°, dient een schriftelijk verzoek tot toekenning van de ondersteuningstoeslag in bij een uitbetalingsactor.
Het rechtgevend kind, vermeld in het eerste lid, geeft recht op een ondersteuningstoeslag tot en met de maand waarin het kind 21 jaar wordt, overeenkomstig de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden. De Vlaamse Regering kan op deze leeftijdsvoorwaarde vrijstellingen voorzien.
Een ondersteuningstoeslag van 300 euro per maand wordt toegekend aan het rechtgevend kind, vermeld in het eerste lid.
De Vlaamse Regering bepaalt:
- de nadere voorwaarden voor de toekenning en schorsing van de ondersteuningstoeslag;
- de procedure voor de vaststelling van de zorgbehoefte;
- wie de ernst van de zorgbehoefte vaststelt; 4° de duurtijd waarvoor de ondersteuningstoeslag wordt toegekend.
De Vlaamse Regering kan algemene vrijstellingen van het eerste lid, 1°, bepalen.”.