Kruimelpad
MO 432 van 22 augustus 1984 - Terugvordering door inhouding van ingevolge nalatigheid of verzuim ten onrechte verkregen gezinsbijslag (uittreksel)
Tekst
Artikel 24 uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 120bis uit Kinderbijslagwet werknemers
Artikel 11 van de herstelwet van 31 juli 1984 vult artikel 1410, § 4 van het Gerechtelijk Wetboek aan met de volgende bepaling:
"Werden de gezinsbijslagen ten onrechte verkregen ingevolge een nalatigheid of een verzuim van de rechthebbenden of van de bijslagtrekkende, dan kan de terugvordering slaan op het geheel van de gezinsbijslag die later verschuldigd is aan dezelfde bijslagtrekkende."
Deze bepaling treedt in werking op 20 augustus 1984. Zij is van toepassing op alle ten onrechte verkregen gezinsbijslag die nog moet worden teruggevorderd ; dus ook op gezinsbijslag die ten onrechte werd toegekend voor een periode gesitueerd vóór de inwerkingtreding van voormeld artikel 11.
Deze bepaling regelt de inhouding op nog aan dezelfde bijslagtrekkende verschuldigde bijslag als deze bijslagtrekkende ten onrechte gezinsbijslag heeft verkregen door verzuim of nalatigheid van de rechthebbende of van de bijslagtrekkende.
***
Overigens zijn, krachtens het koninklijk besluit van 12 april 1984, de rechthebbende en de bijslagtrekkende thans uitdrukkelijk ertoe gehouden onmiddellijk de bevoegde kinderbijslaginstelling op de hoogte te brengen van elk element dat van aard is een wijziging te brengen in de toekenning of de betaling van de gezinsbijslag, met uitzondering van de inwerkingtreding van een nieuwe wettelijke of reglementaire bepaling die op hen betrekking zou kunnen hebben.
Wanneer de voormelde personen zonder kwaad opzet aan deze verplichtingen niet voldoen, begaan zij een verzuim of nalatigheid, welke als een onvrijwillige fout kan worden gekwalificeerd, deze begrippen "verzuim en nalatigheid" omvatten de afwezigheid van mededeling, vergissingen en laattijdige mededelingen zonder dat bedrog - dat ene intentionele fout van kwaadwillige aard veronderstelt - kan worden bewezen.
Het feit een bepaald gegeven niet te hebben medegedeeld binnen een redelijke termijn staat gelijk met een onvrijwillige fout bestaande uit verzuim of nalatigheid.
In die gevallen van verzuim of nalatigheid kan, overeenkomstig voormeld artikel 1410, § 4, een volledige inhouding geschieden op de nog verschuldigde gezinsbijslag. Het is duidelijk dat deze inhouding geen verplichting is maar enkel een mogelijkheid.
Deze mogelijkheid tot inhouding kan en moet dan ook met omzichtigheid worden toegepast.
Daarom verzoek ik u voor iedere inhouding:
1° de bijslagtrekkende kennis te geven van:
- de vaststelling van het onverschuldigde;
- het totale bedrag van het onverschuldigde alsook de berekeningswijze;
- de bepalingen in strijd waarmede de betalingen werden verricht of de afwezigheid van een wettelijke basis voor deze betalingen.
2° de bijslagtrekkende uit te nodigen het ten onrechte betaalde terug te storten binnen een bepaalde termijn en, ingeval van akkoord, hiervan mededeling te geven;
3° de bijslagtrekkende te wijzen op de mogelijke integrale inhouding van de onverschuldigd ontvangen bijslag, met het verzoek zijn bezwaren hiertegen op juridisch, sociaal of financieel vlak mede te delen, samen met eventuele voorstellen tot terugbetaling.
Een integrale inhouding gedurende een maand of opeenvolgende maanden is dan ook niet aangewezen wanneer deze inhouding, gelet op de ingeroepen redenen, aanleiding zou geven tot moeilijkheden in het gezin. In die gevallen kan dan ook een inhouding geschieden gaande van 10 % tot bijvoorbeeld 50% van de nog verschuldigde kinderbijslag. Men kan ook de inhouding van een vast bedrag per maand voorzien en de inhouding aldus spreiden in de tijd.
Dergelijke soepele vormen van inhouding zijn bijvoorbeeld ook aangewezen wanneer de ten onrechte verrichte betaling voortvloeit uit een onoverwinnelijke dwaling.
De toepassing van deze bepaling vereist dan ook van de kinderbijslaginstellingen dat zij de imperatieven van een goed beheer van de kinderbijslagregeling verzoenen met het sociaal karakter van hun opdracht.
Het spreekt van zelf dat deze nieuwe bepaling geen wijziging brengt aan de regelen die de terugvordering voorzien ten belope van 10% bij een administratieve vergissing alsmede aan de regelen die de inhouding ten belope van 100% voorzien bij bedrog.
Tevens wens ik er uw aandacht op te vestigen dat wanneer de bijslagtrekkende of de rechthebbende de reden van de terugvordering betwist en het geschil bij de arbeidsrechtbank aanhangig heeft gemaakt, het aangewezen is de inhouding op te schorten tot het geschil beslecht is.
Tenslotte doet deze bepaling geen afbreuk aan de bepalingen van artikel 91 van de geordende wetten die de tenlastelegging van het reservefonds mogelijk maken wanneer de terugvordering technisch onmogelijk of sociaal niet aangewezen is.
Artikel 117 uit Kinderbijslagwet werknemers
(...)
Tevens wens ik er uw aandacht op te vestigen dat wanneer de bijslagtrekkende of de rechthebbende de reden van de terugvordering betwist en het geschil bij de arbeidsrechtbank aanhangig heeft gemaakt, het aangewezen is de inhouding op te schorten tot het geschil beslecht is.