Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

CO 1378 van 12 januari 2009 - Jaarlijkse evaluatie van de behoeften aan informatie met elektronische en papieren dragers: actualisering van de richtlijnen in verband met controle door formulieren

    1. Informatiegaring met formulieren en elektronische dragers

    Sedert enkele jaren houdt de Rijksdienst op een permanente wijze een inventaris bij van alle noodzakelijke gegevens om de kinderbijslag te betalen. Elk jaar worden ingevolge de bestuursovereenkomst, de voorschriften in verband met methoden en de werkwijzen om die gegevens te verkrijgen opnieuw geëvalueerd en geactualiseerd.

    Om die reden vinden de kinderbijslagfondsen en de andere betaalinstellingen voor kinderbijslag hierna de nieuwe regels die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2009.

    2. Algemeen uitgangspunt

    De contacten met de sociaal verzekerde staan in het teken van gegevensinwinning en het geven van juiste en volledige informatie. De algemene doelstelling van de gegevensinwinning bestaat erin in overeenstemming met het Handvest de kinderbijslag snel en correct te betalen door zo weinig mogelijk vragen te stellen aan de sociaal verzekerde via een aanpassing en een vervanging van formulieren door elektronische gegevens en de consultatie van de databanken1 . De kinderbijslagfondsen moeten alles in het werk stellen om de betalingen "in real-time" af te stemmen op de ontvangen elektronische gegevensstromen in verband met de wettelijke en professionele persoonsgegegevens.

    2.1 De unieke gegevensvergaring: de onontbeerlijke gegevens maar één keer opvragen

    1. Enkel de persoonsgegevens die onontbeerlijk zijn voor de correcte en tijdige behandeling van het dossier mogen opgevraagd worden. De gegevensinwinning via elektronische weg of door consultatie van databanken moet verantwoord zijn en stroken met de verwachtingen van de burger. Enkel de persoonsgegevens dienstig voor de vaststelling van het recht en de betaling van de kinderbijslag (bijv. de gezinssamenstelling) mogen worden geconsulteerd. De gegevensinzameling mag niet overmatig zijn: er mogen niet teveel en te vaak gegevens worden opgevraagd.

    2. De opvraging van de gegevens (de unieke inzameling), bij voorkeur via elektronische kanalen, gebeurt zo veel mogelijk direct bij de "authentieke bron "; de opvraging bij de sociaal verzekerde via een formulier is enkel toegelaten voor zover deze gegevens niet elektronisch verkregen kunnen worden. Een authentieke bron is een database die door een wet of reglementering ertoe verplicht is om betrouwbare gegevens in te zamelen, te beheren en ter beschikking te stellen van derden die deze gegevens verplicht moeten gebruiken.

    Voorbeeld

    Gegevenstype Authentieke bron
    Identificatiegegevens ondernemingen Kruispuntbank v/d Ondernemingen(Werkgeversrepertorium)
    Identificatiegegevens burgers Nationaal Register v/d Natuurlijke Personen
    Register van de Kruispuntbank v/d Sociale Zekerheid
     
    Sociale gegevens Databases beheerd door de instellingen van de sociale zekerheid (waaronder RSZ)

    Uitzonderingen

    Bepaalde informaties waarop de betaling van de kinderbijslag is gesteund en waarvan nog geen elektronische "authentieke" gegevensbron beschikbaar is, zijn nog te bewijzen met een formulier, een attest of een verklaring.

    Een overzicht

    Aard van de informatie Bewijsmiddel2
    1 De pensionering van de rechthebbende/het overlevingspensioen Attest van de pensioendienst
    2 De detinering Attest van de FOD Justitie
    3 De plaatsing in een instelling/gezin Attest/formulierP3/P3b/beschikking van de rechter
    (zie: topic 8)
    4 Positieve gevolgen
    Een "feitelijk gezin" - "geen feitelijk gezin" vormen3

    Negatieve gevolgen
    Een "feitelijk gezin" - "geen feitelijk gezin" vormen4

    Rijksregister of officieel document5
    + Verklaring op het formulier J van de partners

    Rijksregister of officieel document
    + Verklaring op het formulier J van de partners/sociaal onderzoek

    5 De verlating van het weeskind door de overlevende ouder Formulier P16com
    6 De verdwijning, de ontvoering van het kind; de rechthebbende heeft zijn gezin "verlaten" Verklaring van gerechtelijke of administratieve of politionele diensten
    7 De regeling in verband met het ouderlijk gezag (beurtouderschap co-ouderschapsregeling) Het vonnis/arrest/een beschikking (zie: topic 9)
    8 De gedeelde huisvesting voor meerderjarigen Verklaring van beide ouders
    9 OCMW-steun (leefloon + andere steun) Niet bij de Kruispuntbank aangesloten OCMW's: attest/verklaring
    10 Vraag om op een rekening te storten Formulier Mod.W
    11 In de Vlaamse Gemeenschap:
    Het volwassenenonderwijs, het avondonderwijs, het onderwijs voor sociale promotie, het privaat onderwijs, de leerovereenkomst, de stages (opleiding tot ondernemingshoofd of om in een ambt te worden benoemd), datum indiening van de eindverhandeling, stage om in een ambt benoemd te worden (notaris, gerechtsdeurwaarder........)
    In de Franse/Duitse Gemeenschap:
    Het gevolgde onderwijs, de leerovereenkomst, de stages (opleiding tot ondernemingshoofd of om in een ambt te worden benoemd), datum indiening van de eindverhandeling, stage om in een ambt benoemd te worden (notaris, gerechtsdeurwaarder........)
    Attest/formulier
    12 Bewijs van een handicap of van een aandoening Attest/ Handichild6
    13 Rechtsfeiten in het buitenland (geboorte, overlijden, adoptie,.......) Attesten/verklaringen
    14 De wettelijke samenwoning Verklaring
    15 Het inkomen (o.a. als zelfstandige cfr. topic 4) Verklaring op het formulier
    16 De gesanctioneerde werkloze Beslissing van sanctie (RVA)
    /Verklaring
    17 Het kraamgeld Kraamgeldattest/inschrijving in de bevolkingsregisters
    18 De illegale bijslagtrekkende Verklaring7 8 9 10 11 12 13

    Eenmalige inzameling en hergebruik van informatie

    Het hergebruiken van gegevens: beheer en uitwisseling van beveiligde informatie

    • (sociale persoons-)gegevens worden slechts eenmaal14 opgevraagd; eens ze in het bezit zijn van een kinderbijslaginstelling worden ze opgeslagen, beheerd en geactualiseerd en binnen de sector worden ze via het Kadaster of met het brevet van rechthebbende ter beschikking gesteld van de andere gebruikers. Ze hoeven ook niet langer actief beschikbaar te zijn dan noodzakelijk voor de toepassing van de kinderb ijslagwetgeving, gelet op de wettelijke verjaringstermijn.

    2.2. Gevolgen

    • Ambtshalve onderzoeken of een aanvraag afwachten?

    Als algemeen principe stelt de Rijksdienst dat rechten op kinderbijslag maximaal op eigen initiatief van het kinderbijslagfonds worden onderzocht en vastgesteld in het kader van het automatisch onderzoek van het recht. Bij de vaststelling van rechten waarvoor nog een beroep wordt gedaan op de sociaal verzekerde moet de beschikbare elektronische informatie niettemin maximaal worden benut.

    Het kinderbijslagfonds moet het nodige doen om automatisch informatie te bekomen over potentiële rechten die niet automatisch kunnen worden uitgeoefend. Om dit te bereiken moeten de juiste actoren in het kinderbijslagkadaster worden gëintegreerd met de passende rolcode en de daaruit voortkomende informatiestromen effectief en efficiënt worden verwerkt. Wat betreft de integratie van de huwelijkspartners wordt verwezen naar de CO 1377 van 8 december 2008.

    Conform de bepalingen van het Handvest kunnen de kinderbijslagfondsen wanneer de sociaal verzekerde binnen de maand geen gevolg geeft aan de vraag om inlichtingen (bijv. door het niet-terugzenden van het formulier) ambtshalve inlichtingen inwinnen en op basis daarvan beslissingen treffen, die rechtsge ldig zijn tot bewijs van het tegendeel (zie topic 9: De ontbrekende of onvolledige formulieren - de ambtshalve beslissing)

    • Algemene bewijskracht van de elektronische informatie en de voorrang op de formulieren

    Gegevens waarop de betaling van de kinderbijslag is gesteund, worden bewezen met elektronische bewijsmiddelen (gegevensfluxen of de consultatie van databanken via TRIVIA).

    Uit een op die manier verkregen bewijs vloeien alle gekende rechtsgevolgen voort: de betaling van de basisbijslag of gebeurlijk van een toeslag (zie topic 9: De onvolledige of ontbrekende formulieren - de ambtshalve beslissing), de provisionele betaling of de weigering van het recht of de gebeurlijke recuperatie. Dit geldt zowel in het kader van de aanvraag als bij voortzetting van de betaling.

    • De unieke gegevensinzameling op basis van het uniek nummer (bijv. ondernemingsnummer of INSZ-nummer)

    Blijkt het dat alle gegevens uit de authentieke bron kunnen worden verkregen, dan mogen dezelfde gegevens geen tweede keer met formulieren meer worden opgevraagd.

    Elke instelling moet maximaal gebruik maken van de gegevens die al bij andere diensten beschikbaar zijn (art. 12 van het Charter van de klantvriendelijke overheid15 ).

    2.3. Bewijskracht van elektronische informatiegegevens

    De elektronische informatiegegevens (bijv. van het Rijksregister) gelden tot bewijs van het tegendeel en kunnen geldig gebruikt worden als vervanging van de gegevens uit de bevolkings- en vreemdelingenregisters.

    Verschillen tussen de gegevens in het Rijksregister en andere officiële documenten?

    In een koninklijk besluit16 wordt bepaald dat wie verschillen vaststelt tussen de gegevens in het Rijksregister en andere officiële gegevens, verplicht is dit onmiddellijk te melden aan het Rijksregister. Aan de kinderbijslagfondsen wordt daarom gevraagd het geval te signaleren aan de Helpdesk van het Rijksregister (tel. 02/518 21 31 - e-mail: callcenter.rrn@rrn.fgov.be).

    2.4. Afschaffing van de eensluidende verklaring17

    Een goed leesbare kopie van het document/formulier volstaat.

    Er wordt aan herinnerd dat sinds 31 maart 2004 (art. 508 van de Programmawet van 22 december 2003) de federale overheidsdiensten geen eensluidend verklaarde documenten meer mogen opvragen.
    Aan alle wettelijke of reglementaire verplichtingen is voldaan door het overhandigen van een kopie van het originele document.

    Wat te doen bij twijfel over de authenticiteit?

    Indien er twijfel bestaat over de authenticiteit van een document, moet contact worden gezocht met de overheid die de informatie kan bezorgen. Wanneer dat niet volstaat, kan de dienst zich tot de burger of onderneming richten. Er moet een ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst gestuurd worden naar de persoon die de duidelijke kopie heeft bezorgd. In die brief vraagt u om het originele document voor te leggen en vermeldt u ook de reden hiervoor.

    De afschaffing van het eensluidend verklaard afschrift geldt enkel voor kopieën die burgers of ondernemingen moeten voorleggen. Deze maatregel is niet van toepassing op documenten die instellingen in geval van noodzaak onder elkaar uitwisselen (bijv. het brevet van rechthebbende).

    2.5. De andere (elektronische) communicatie met de burger

    Overeenkomstig het charter van een klantvriendelijke overheid, goedgekeurd door de Ministerraad van 23 juni 2006, laat elke overheidsdienst communicatie toe met de burgers of de ondernemingen via verschillende kanalen waaronder e-mail, brief, telefoon en fax (art 6).
    De via andere kanalen dan brieven verkregen gegevens (e-mail, telefoon of fax) moeten worden aanvaard voor de vaststelling van het recht indien voldoende identificatie van de afzender of de nodige technische maatregelen inzake de au thenticiteit van de handtekening (elektronische handtekening op de e-ID).

    Meer informatie hierover en over elektronische formulieren vindt u in de vereenvoudigingsgids op de website van de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging (DAV): www.vereenvoudiging.be

    Elke overheidsdienst beantwoordt brieven met brieven en e-mail met e-mail, tenzij de gegevens van die aard zijn dat een elektronische communicatie niet wenselijk is (bijv. motivering van beslissing in het kader van het Handvest of de betekening van een debet). Aangetekende zendingen worden enkel gebruikt indien dit echt noodzakelijk is of wanneer dit wettelijk zo is bepaald (artikel 9 van het Charter). Voor de kinderbijslagsector betekent dit in concreto dat aangetekende zendingen enkel gebruikt worden:

    • voor het stuiten van de verjaringstermijn van 1,3 of 5 jaar;
    • voor de vraag om intersectoriële inhoudingen.

    3. De gegevensinwinning per thema

    Topic 1 - De overschrijving op een zichtrekening in het binnen- en buitenland

    1.1. De wettelijke bescherming van de tegoeden op de rekening

    Overeenkomstig artikel 1410, §2, 1° van het Gerechtelijk wetboek worden de gezinsbijslagen beschermd tegen overdracht en beslag. De uitkeringen verliezen evenwel deze bescherming na creditering op een zichtrekening, doordat ze niet langer als zodanig identificeerbaar zijn.

    De wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen vult het Gerechtelijk wetboek aan en voorziet in de toekenning van een bijzondere code aan bepaalde uitkeringen bij storting op een rekening. Het koninklijk besluit van 4 juli 2006 geeft met ingang van 1 januari 2007 uitvoering aan de voormelde bepalingen (cfr. de circulaire van de Rijksdienst, CO 1361 van 6 november 2006).

    Het infogedeelte van het Mod. W werd aan deze innovatie aangepast.

    1.2. De SEPA-overschrijving

    Het formulier wordt tevens aangepast aan de Europese richtlijn met betrekking tot de uitvoering van Europese overschrijvingen. Dientengevolge zal het huidig rekeningnummer van de begunstigde vervangen worden door de IBAN-code met 16 alfanumerieke karakters. Bovendien wordt de BIC-code voor de identificatie van de bank van de begunstigde op het mod. W gevraagd.

    Voor de overschrijvingen naar het buitenland werd een formulier W-int ontwikkeld.

    1.3. De basis-bankdienst

    Overeenkomstig artikel 3 van de wet op de basisbankdienst (BS 24 maart 2003) moet elke kredietinstelling voor iedere consument die zijn hoofdverblijf heeft in België tegen maximaal 12 euro (geïndexeerd) per jaar een zichtrekening openen en bepaalde verrichtingen uitoefenen
    (= basisbankdienst). Het info-blad bij het formulier W bevat een korte verwijzing naar deze wet.

    Het nieuwe formulier wordt u meegedeeld met de circulaire van de RKW: dienstbrief 999/c.150 van 18 december 2008.

    Topic 2 - Het bewijs van geboorte en van leven

    2.1. Vóór de geboorte:

    Naar aanleiding van de voorafbetaling van het kraamgeld wordt het "speciaal geboorteattest" gevraagd aan de bijslagtrekkende.

    Het onderzoek: zie punt 2.3.

    2.2. Na de geboorte:

    De geboorte van het kind wordt bewezen door ofwel het "speciaal geboortebewijs18 ", ofwel door een mailbox afkomstig van het Rijksregister. Zodra de geboorte en het leven van het kind op één van deze twee manieren vaststaat, is er een voldoende basis om:

    • het kraamgeld uit te betalen of de voorafbetaling van het kraamgeld te staven;
    • kinderbijslag uit te betalen.

    Het onderzoek: zie punt 2.3.

    Voorbeeld: Een aanvraag om kraamgeld wordt ingediend in de achtste maand van de zwangerschap. Het kraamgeld wordt voorafbetaald en het betreft een eerste kind van de ouders. Bij de kennisgeving van de voorafbetaling van het kraamgeld wordt om "het speciaal geboorteattest" gevraagd. Na de geboorte wordt als eerste gegeven een mail-box van het Rijksregister ontvangen. Het feit van de geboorte is voldoende bewezen om de kinderbijslag te betalen.

    2.3. Maatregelen om te voorkomen dat het kraamgeld meer dan eenmaal wordt betaald

    2.3.1. De consultatie

    Om de cumulatie van betalingen van het kraamgeld te voorkomen wordt aan de kinderbijslagfondsen gevraagd, dadelijk vanaf de (vooraf)betaling van het kraamgeld, de betaling en de gegevens over de bijslagtrekkende, de rechthebbende en andere potentiële rechthebbenden in het kadaster van de kinderbijslag te integreren (cfr. de bijlagen).

    2.3.2. De integratie

    Gelet op de toegenomen mogelijkheden van de gegevensinwinning via TRIVIA voert het kinderbijslagfonds ambtshalve een onderzoek uit naar een mogelijke cumulbetaling door de consultatie van de gegevensbestanden. Blijkt hieruit dat geen cumul mogelijk is, dan wordt het kraamgeld (vooraf)betaald.

    2.3.3. Het "speciaal geboorteattest" ontbreekt

    Indien de geboorte wordt bewezen door een mail-box van het Rijksregister is het niet meer nodig het speciaal geboorteattest op te vragen. Over de geboorterang wordt beslist op basis van indicaties in het dossier of bij gebreke daaraan op basis van een individuele vraag. Indien er twijfel zou zijn over de geboorterang wordt dit in een apart schrijven aan de ouders gevraagd. Het volstaat dat het van een van beide ouders het eerste kind is om de eerste rang toe te kennen. Omdat via het E-attest de informatie over de geboorterang of de afstamming niet kan worden bekomen, wordt het afgeschaft. De CO 1318 van 15 januari 1999 heeft verder geen reden van bestaan en wordt opgeheven.

    Blijkt de mogelijkheid van cumul (bijv. een ouder is tijdens de periode gekend in het ARZA of DMFA(PPO) als ambtenaar) niet uitgesloten te zijn na een consultatie van TRIVIA, dan neemt het kinderbijslagfonds contact op met de betrokken administratie of dienst. Zijn er na onderzoek niet voldoende gegevens beschikbaar, dan wordt desnoods afgerond met een controlebezoek bij de persoon d ie het kraamgeld heeft ontvangen.

    Topic 3 - De toekenning van een toeslag aan werklozen, zieken, gepensioneerden - verhoging van de kinderbijslag voor eenoudergezinnen

    De toekenning op basis van een aanvraagformulier

    Timing van verzending van de formulieren

    Principe: De controleformulieren worden verzonden op vaste voorafgaandelijk bepaalde tijdstippen.

    In talrijke gevallen stelt de Rijksdienst vertragingen vast in het onderzoek naar het recht op de sociale toeslagen. De kinderbijslagfondsen worden van die bevindingen via de jaarlijkse rapportering ingelicht.

    De vraag stelt zich wanneer het formulier moet gestuurd worden om de toeslag tijdig te betalen of de betaling van een toeslag niet te onderbreken. In de circulaire van de Rijksdienst, CO 1377 van
    8 december 2008 werden de instructies aangepast.

    De seriële verzending van januari 2009

    Voor de seriële zending van januari 2009 is het overbodig een P19 en P19ter te zenden wat betreft de gevallen die recht hebben op een éénoudertoeslag of ervoor in aanmerking komen wanneer die naar aanleiding van de nieuwe maatregelen al in oktober 2008 het (verkort) formulier hebben ontvangen. De P19 wordt voor die gevallen verzonden in juli 2009.

    Topic 4 - De toekenning van kinderbijslag of van een toeslag - Bewijs van het inkomen

    Er zijn op dit ogenblik nog geen authentieke bronnen beschikbaar voor het bewijs van de inkomsten uit arbeid als werknemer of zelfstandige. De gegevens afkomstig van een authentieke bron zijn per definitie gevalideerd door een bevoegde instantie voor de informatie (bijv. de RSZ), verklaringen op eer op formulieren zijn dat niet. Er wordt herhaald dat niettemin "verklaringen op eer " van de inkomens op de formulieren P19 moeten worden aangenomen en gelden als basis van de vaststelling van het recht op een toeslag tot bewijs van het tegendeel. Verklaringen op eer zijn ook aan het formulier toegevoegde geschriften, nota's, loonafrekeningen... waarmee de sociaal verzekerde de bedoeling aantoont om een bepaald inkomen op te geven. Wat telt als verklaring is de intentie of de wilsuiting en niet de uitwendige vorm19 .

    Voor de studenten bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 onderworpen aan de inkomensnorm en de werkzoekende schoolverlaters tijdens de wachttijd gelden dezelfde principes. De verklaringen op eer (o.a. op de formulieren P7 en P20) moeten worden aangenomen tot bewijs van het tegendeel.

    Topic 5 - De controle op de toekenning van het recht op wezenbijslag

    1. Controle met een formulier

    Met de circulaires van de Rijksdienst, CO 1340 van 24 juli 2002 en 1355 van 16 januari 2006, werd aan de kinderbijslagfondsen de gewijzigde procedure meegedeeld voor de vaststelling van het recht op wezenbijslag. De verzending van het formulier P16 werd afgeschaft en vervangen door een opvolging via het Rijksregister van de samenwoonst (het feitelijk gezin) of de hertrouw van de overlevende echtgenoot voor gezinnen in België.

    In uitvoering van de programmawet van 27 december 2004 wordt het recht op de verhoogde wezenbijslag hersteld (50bis) op het ogenblik van de scheiding na een huwelijk of de vorming van een feitelijk gezin. Deze feiten worden bewezen aan de hand van een officieel document20 . Het Model J (verklaring over het niet-vormen van een feitelijk gezin) of een getuigenverklaring is voor deze situatie niet dienstig.

    Voor de vaststelling van de verlating van het weeskind (formulier P16com), die aanleiding geeft tot de toekenning van de verhoogde wezenbijslag, blijven de instructies ongewijzigd (cfr. Bijlagen).

    Dit geldt eveneens voor de vaststelling van het recht op wezenbijslag voor kinderen in het buitenland (aanvraag met mod. B en periodieke controle met formulier P16).

    Er wordt aan herinnerd dat alle ouders (adoptanten) van de rechtgevende kinderen in het Kadaster minimaal met code 105 moeten geïntegreerd zijn in functie van het automatisch onderzoek van het recht op wezenbijslag in België. De in het buitenland verblijvende (gekende) ouder zonder INSZ-nummer moet niet worden geïntegreerd met een bis-nummer.

    Om de afstamming vast te stellen tussen de overledene en het weeskind werd in het verleden altijd de akte van geboorte opgevraagd bij de gemeente waar het kind is geboren. Er wordt op gewezen dat die procedure overbodig is en dat de gegevens opgenomen in de "samenstelling van het gezin" verkregen via het Rijksregister of het bewijs dat het kind geboren is tijdens het huwelijk van zijn (overleden) ouder(s), volstaan inzake bewijs van afstamming van de overledene.

    Uitbreiding van het recht op wezenbijslag - vaststelling van het recht op wezenbijslag hoofdens een rechthebbende die geen ouder is van het kind

    Met de circulaire van de minister, MO 602 van 12 maart 2008, werden de praktische richtlijnen meegedeeld voor de toepassing van de nieuwe bepalingen inzake de vaststelling van het recht op (verhoogde) wezenbijslag, wanneer de overleden ouder(s) geen recht kunnen doen ontstaan wegens het ontbreken van enige hoedanigheid als rechthebbende binnen het laatste jaar van het overlijden.

    Deze nieuwe bepalingen traden in werking op 1 oktober 2007. Het recht op de (verhoogde) wezenbijslag kan dan ook slechts ontstaan vanaf die datum.

    Uitwerking in de tijd

    Het recht op de wezenbijslag conform de nieuwe bepalingen moet amb tshalve door de kinderbijslaginstellingen onderzocht worden vanaf 1 oktober 2007, zodra één der ouders overlijdt.

    Wanneer het overlijden vóór die datum heeft plaats gevonden, moeten de kinderbijslagfondsen voor gevallen waarin het recht op wezenbijslag is afgewezen een nieuwe aanvraag van de sociaal verzekerde afwachten, of zelf reageren wanneer ze kennis hebben van elementen in het dossier waardoor het recht eventueel kan ontstaan.

    Een systematische opzoeking voor die gevallen is niet mogelijk.

    Om op een zo ruim mogelijke wijze een verspreiding te geven aan deze nieuwe maatregel, worden volgende initiatieven aan de kinderbijslagfondsen gevraagd:

    • Een bericht op hun website plaatsen. Een voorbeeld kan u vinden op de website van de Rijksdienst: www.kindergeld.be of www.rkw.be;
    • Een mededeling in de fondsgebonden publicaties opnemen;
    • Aangezien de geplaatste kinderen21 naar alle waarschijnlijkheid een belangrijke doelgroep vormen voor de nieuwe maatregel, wordt gevraagd bij de verzending in september 2009 van de formulieren P3-a en P3-b (plaatsing in het gezin/in een instelling) het hiernavolgend bericht mee te sturen:

    Opgelet!

    Vroeger kon een weeskind enkel verhoogde wezenbijslag krijgen als vóór het overlijden van (een van) de ouders, de vader of de moeder recht had op kinderbijslag.
    Sinds 1 oktober 2007 kan gelijk wie met recht op kinderbijslag voor het kind (een broer, zus, grootouder, oom, tante, pleegouder, stiefouder...) recht hebbe n op de verhoogde wezenbijslag.
    Als het kind wees werd vóór 1 oktober 2007, moet de persoon die recht heeft op de kinderbijslag zelf een aanvraag indienen voor verhoogde wezenbijslag.
    Neem contact op met uw kinderbijslagfonds als een weeskind nog geen verhoogde wezenbijslag krijgt.

    Het formulier Mod. B

    De Rijksdienst heeft ook het formulier mod. B afgestemd op het feit dat door het kinderbijslagfonds niet alle actoren gekend zijn, die potentieel in aanmerking komen als rechthebbende voor het recht op wezenbijslag in het kader van de nieuwe reglementering.

    Zoals in andere gevallen is het aanvraagformulier overbodig, wanneer alle actoren gekend zijn en het recht kan worden vastgesteld op grond van de gegevens waarover het kinderbijslagfonds via de gegevensbanken (Trivia, Cimire) beschikt.

    Topic 6 - De controle met formulieren op de rechtgevende kinderen

    1. Aanpassing van het formulier P7 (studenten) aan de nieuwe onderwijsstructuur

    Vanaf het academiejaar 2004-2005 is aan de universiteiten en hogescholen ingevolge de Bolognaverklaring een nieuwe onderwijsstructuur, de zogeheten Bama-hervorming, in werking getreden. Voor de eerstejaarsstudenten wordt de titel van bachelor, na drie jaren, en deze van master, na minstens een jaar in de plaats van de graad van kandidaat en de graad van licentiaat verleend. Studiepunten nemen de plaats in van lesuren.

    Vanaf het academiejaar 2005-2006 is het mogelijk aan de universiteiten en hogescholen voor alle jaren op flexibele basis in een semestersysteem te studeren.

    De reglementering inzake de kinderbijslag werd aan de nieuwe ontwikkelingen op onderwijsvlak aangepast door het koninklijk besluit van 10 augustus 2005.

    De Rijksdienst heeft in samenwerking met de kinderbijslagfondsen voor het academiejaar 2008-2009 het formulier P7 (recht op kinderbijslag voor studenten) voor de hogescholen en universiteiten volledig afgestemd op de elektronische gegevensuitwisseling met de flux D062
    (CO's 1370 van 21 november 2007 en 1374 van 25 september 2008).

    Voor de student in het buitenland blijft het formulier P7a noodzakelijk (cfr. CO 1374, van 25 september 2008, pag. 6).

    De gefractioneerde betaling van het studiegeld

    Er kunnen zich problemen voordoen met de regelmatige betaling van de kinder bijslag wanneer de onderwijsinstellingen weigeren een studieattest uit te reiken, zolang het totale inschrijvingsgeld niet is betaald. In de circulaire CO 1340 van 24 juli 2002 werd reeds gewezen op dit probleem (pag. 13).
    De Rijksdienst neemt kortelings het initiatief om aan de onderwijsinstellingen opnieuw te vragen dadelijk na de inschrijving het studieattest voor de kinderbijslag af te leveren.

    2. De tewerkstelling van de student

    Bij de redactie van het formulier P7 werd aandacht besteed aan het feit dat voor bepaalde categorieën van studenten die een beroepsactiviteit uitoefenen ni et de uurnorm geldt, maar de inkomensnorm (stagiairs en deeltijds studerenden bedoeld bij de artikelen 3, 14 en 15 van het KB van 10 augustus 2005) of dat er geen opvolging met DMFA kan gebeuren (tewerkstelling in het buitenland). Aan de kinderbijslagfondsen wordt gevraagd bij de codificatie van de gevallen rekening te houden met die speciale categorieën.

    Voor de student, zelfstandige in hoofdberoep22 , geldt de verklaring op eer als bewijs inzake de 240-urennorm. De bepaling hieromtrent van de CO 1354, pag. 16 van 8 juli 2007 vervalt.

    3. Controle met andere formulieren voor de gehandicapte kinderen - afschaffing van de
    formulieren P2 en P5

    Of de kinderen met een handicap verder voldoen aan de voorwaarden om recht te hebben op de bijzondere bijslag tot 21 jaar of voor de oudere gehandicapten (+ 25 jaar), werd in het verleden opgevolgd met formulieren. Omdat de winstgevende activiteit kan worden nagegaan met de fluxen (RIP/DMFA/uitkeringsfluxen) via de Kruispuntbank, werd voor de kinderen met een aandoening het formulier P2 afgeschaft vanaf het jaar 2008 door de circulaire van de Rijksdienst, CO 1371 van 15 januari 2008. Voor de oudere gehandicapten werd het formulier P5 al afgeschaft vanaf het jaar 2007 (zie: CO 1366 van 16 februari 2007).

    • De afschaffing van het formulier P2 impliceert het gebruik van elektronische codes, waarover informatie werd gegeven in het kader van de actualisering van de gebruikersgids voor de DMFA (zie: circulaire van de Rijksdienst, CO 1373 van 5 augustus 2008).
    • Het formulier P5 - kinderbijslag voor oudere gehandicapten

    Oudere gehandicapten (art. 47bis Kinderbijslagwet) mogen alleen tewerkgesteld worden in een beschutte werkplaats of een beperkte uitkering ontvangen (cfr. artikel 63 Kinderbijslagwet).

    Aan de kinderbijslagfondsen wordt gevraagd vanaf 2007 de formulieren P5 niet meer te gebruiken en de noodzakelijke informatie te halen uit de verwerking van de desbetreffende socio-professionele fluxen over de tewerkstelling, de ziekte, de werkloosheid, de beroepsziekte en het arbeidsongeval.

    De gegevens betreffende het inkomen uit een (overlevings-)pensioen kunnen nog niet elektronisch worden meegedeeld en worden per brief opgevraagd bij de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) of het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ):

    • vanaf de leeftijd van 60 jaar, behalve wanneer zij gepensioneerd worden naar aanleiding van een tewerkstelling in een beschutte werkplaats of na ziek of werkloos te zijn geweest volgend op een periode van tewerkstelling in een beschutte werkplaats (de laatste tewerkstelling);
    • de oudere gehandicapten vanaf 45 jaar die weduwe/weduwnaar zijn, tenzij ze tewerkgesteld zijn in een beschutte werkplaats of naar aanleiding van een tewerkstelling in een beschutte werkplaats (laatste tewerkstelling) ziek, werkloos of gepensioneerd zijn geworden.

    Het pensioen mag niet hoger zijn dan het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, behalve wanneer het voortvloeit uit een tewerkstelling voor gehandicapten in een beschutte werkplaats. Een eenmalig bewijs volstaat.

    Het gehandicapt kind wordt 21 jaar

    Er wordt aan de kinderbijslagfondsen gevraagd om drie maanden voor de eenentwingste verjaardag van het gehandicapte kind het statuut te onderzoeken door een consultatie van Trivia (student, leerovereenkomst, ondernemingsopleiding, ingeschreven werkzoekende, tewerkstelling,...).

    Het formulier dat met de inlichtingenbrief wordt verstuurd, moet daaraan worden aangepast. Het is enkel nog aangewezen het formulier P7 mee te sturen, wanneer het statuut van het gehandicapt kind niet is gekend.

    De motiveringsmodule 20 meegedeeld met de dienstbrief II/C/999/146 van 15 mei 2008 zal worden aangepast.

    De bijzondere regeling voor vrijwilligerswerk (wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen)

    De formulieren vermelden een algemene formule: "Voor vrijwilligerswerk geldt een speciale regeling. Uw kinderbijslagfonds kan u daarover meer informatie geven."

    Er wordt aan herinnerd dat met de CO 1357 van 7 juni 2006 (pag. 7) de specifieke regeling voor de opvolging van het inkomen uit vrijwilligerswerk werd meegedeeld.

    Topic 7 - De tewerkstelling van de schoolverlater tijdens de wachttijd

    De gegevens betreffende het inkomen van de werkzoekende schoolverlater tijdens de wachttijd worden verder ingewonnen met het formulier P20. Daarnaast worden de DIMONA/RIP-aangiften ingeschakeld in het onderzoek naar het recht op de kinderbijslag voor de schoolverlaters in wachttijd. Dit betekent dat in geval het kinderbijslagfonds RIP-gegevens ontvangt, een nieuw onderzoek naar het recht op kinderbijslag wordt uitgevoerd (voor de procedure: zie de CO 1371 van 15 januari 2008). Voor het bedrag van het inkomen blijft het formulier op het huidige ogenblik de enige informatiebron. Het is niet mogelijk op een systematische wijze de gegevens vermeld op het formulier P20 te valideren door een consultatie van TRIVIA.

    De Rijksdienst kondigt voor het eerste semester van 2009 voor de stageperiode 2008-2009 een dienstbrief aan met geactualiseerde instructies, voorbeelden en een aanpassing van het formulier P20.

    3. Controle met andere formulieren - Regeling voor 2009

    Het formulier P20 (de werkzoekende schoolverlater23 ) werd laatst geactualiseerd met de CO 1369 van 2 oktober 2007.

    Wat betreft het verzenden van de andere formulieren P3, P9, P9bis vindt u de geldende procedure in de bijlagen.

    Topic 8 - De geplaatste kinderen - bewijs van plaatsing in een instelling

    Er wordt op gewezen dat voor de plaatsing bij een particulier en de betaling aan een particulier een attest/verklaring/beschikking van de rechter of het formulier P3 geldt als begin van bewijs en volstaat voor het aanvatten van de provisionele betaling. De ontvangst van het formulier D227 moet worden opgevolgd.

    Voor wat betreft het bewijs van de betaling van de bijzondere toeslag bedoeld in artikel 70ter wordt verwezen naar de circulaire 1344 van 10 juli 2003 en de dienstbrief II/A/996/45 van 24 december 2003 die onveranderd blijven.

    Voor de kinderen geplaatst in een instelling, heeft het formulier D22724 als bijzondere finaliteit de kinderen te signaleren voor wie ten aanzien van de plaatsende overheid een bijzondere (collectieve) betalingsmodaliteit geldt. Het formulier is daarom onontbeerlijk.

    Topic 9 - De ontbrekende of onvolledige formulieren - de ambtshalve beslissing

    Het formulier is slechts een hulpmiddel om de onontbeerlijke gegevens in te winnen. Er wordt vooral een beroep gedaan op de sociaal verzekerde om gegevens in te winnen in verband met de inkomenssituatie.

    Het Handvest bepaalt dat wanneer de sociaal verzekerde niet antwoordt op een eerste herinnering om inlichtingen, de instelling zelf na één maand een onderzoek uitvoert en ambtshalve een beslissing neemt op basis van de gekende gegevens. In functie daarvan wordt maximaal gebruik gemaakt van de gegevens inzake de socio-professionele situatie en de leefsituatie waartoe de ki nderbijslagsector toegang heeft.

    Ondanks het gebrek aan medewerking vanuit het gezin, neemt het kinderbijslagfonds ambtshalve een beslissing op basis van voldoende indicaties:

    • Via een consultatie van alle (interne) databanken of fluxen (TRIVIA) kunnen voldoende elementen worden bekomen om in individuele gevallen te beslissen;
    • Als de vraag naar het gegeven als niet-relevant te beschouwen is, gelet op de socio-professionele of familiale toestand, zoals die blijkt uit de elektronische gegevensstromen.

    Het recht mag niet worden afgewezen, omdat het formulier niet werd ontvangen, als alle onontbeerlijke gegevens via elektronische bewijsmiddelen kunnen worden verkregen (cfr. De algemene bewijskracht van het elektronisch bewijsmiddel, punt 2.2.).

    Kan het gegeven niet via een elektronisch kanaal worden verkregen, dan blijft verder een formulier noodzakelijk. Deze regel geldt vooral in situaties waarin het inkomen een rol speelt en waaromtrent de gegevensfluxen nog geen uitsluitsel bieden.

    A. Herinnering van niet-teruggezonden formulieren

    Werkwijze voor het jaar 2009: situaties waar nog gegevens worden ingewonnen bij de sociaal verzekerde

    In afwachting van een algehele gegevensinzameling met elektronische datafluxen, wordt voor de formulieren die betrekking hebben op het jaar 2008-2009 elk ontbrekend document éénmaal herinnerd. De praktijk om in geval van niet-terugzenden, het controleformulier te herinneren en tegelijk reeds te waarschuwen voor een eventuele terugvordering moet worden voortgezet.

    Op een tweede en eventueel volgende herinnering moet worden geanticipeerd door een interactieve consultatie van TRIVIA en de exploitatie van de ontvangen RIP- en DMFA-berichten en de andere fluxen.

    Indien de ontbrekende informatie ingevolge deze consultaties/integraties kan worden bekomen, moet er overeenkomstig het Handvest25 geen verdere automatische herinnering meer worden verzonden. Deze procedure vervangt het ontbrekende formulier en valideert de betalingen over de periode die het formulier dekt (inclusief de provisionele betalingen).

    Voorbeeld: Op 15 november 2008 werd naar aanleiding van de ontvangst van een uitschrijvingsbericht van de D043 het formulier P20 verzonden. Het formulier wordt herinnerd op 15 december 2008 en niet teruggestuurd. Naar aanleiding van het RIP-bericht (of consultatie van het elektronisch personeelsregister) en bevestigd door een DMFA-bericht in februari 2009 blijkt dat de jongere sedert 1 oktober 2008 is tewerkgesteld. De betaalde kinderbijslag voor oktober 2007 wordt teruggevorderd. Er moeten geen verdere herinneringen van het formulier meer gebeuren.

    De verdere betaling van de toeslag

    Voor de validering van de toeslag gecontroleerd met het formulier P19 geldt het hiervoor uiteengezette principe. Voor de toekomstige betalingen van de toeslag zijn wel opnieuw de formulieren P19 en P19ter noodzakelijk. Worden deze formulieren niet ontvangen, dan worden de betalingen aan de gewone schaal voortgezet.

    B. Onvolledige of ontbrekende gegevens in verband met het co-ouderschap

    Overeenkomstig de MO 555 van 26 februari 1998, moeten de kinderbijslagfondsen nagaan welke ouderschapsregeling van toepassing is, wanneer de ouders g escheiden zijn en wanneer de fondsen weet hebben van een echtscheidingsvonnis. Bij afwezigheid van een overgeschreven echtscheidingsvonnis en bij gebrek aan tegenb ewijs door de belanghebbenden, mogen de kinderbijslagfondsen veronderstellen dat de gescheiden ouders de kinderen in co-ouderschap opvoeden.

    Concreet betekent dit dat naar aanleiding van een ontvangst van een mail-box met een bericht van echtscheiding dat de kinderbijslagfondsen zich tot de bijslagtrekkende richten om de ouderschapsreling te kennen. Een maand na de eerste verzending wordt in een tweede brief nogmaals aangedrongen op het vonnis of de akte (passages in verband met de opvoedingsregeling).

    Wanneer de betrokkene hierop niet reageert wordt in afwijking van de bepalingen van de CO 1345, punt 6 van 10 juli 2003, de betaling niet meer geschorst, maar neemt het kinderbijslagfonds een ambtshalve beslissing op basis van de al vroeger meegedeelde gegevens inzake de ouderschapsregeling in het dossier of het veronderstelde co-ouderschap overeenkomstig de MO 555.

    C. De procedure alvorens de terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag in te zetten

    Het louter ontbreken van een formulier is nooit een voldoende rechtsgrond voor een procedure tot terugvordering van de betaalde kinderbijslag. Dergelijke vorderingen riskeren vrijwel zeker door de rechtbanken ongegrond te worden verklaard. De kinderbijslagfondsen moeten bijgevolg alle mogelijke hen ter beschikking zijnde middelen aanwenden om te voorkomen dat procedures voor terugvordering van de kinderbijslag gesteund op ontbrekende formulieren voor de arbeidsgerechten worden gebracht (door sociaal verzekerden of door de fondsen zelf).

    D. Praktische richtlijnen voor het opmaken van debetten

    Het is uit den boze dat een debet wordt betekend zonder een consultatie van de beschikbare databanken (TRIVIA) of de ontvangen fluxberichten in het onderzoek van het onverschuldigd bedrag te betrekken. De kinderbijslagfondsen kunnen bij de evaluatie van de inkomensnorm het arbeidsvolume als parameter in aanmerking nemen.

    Aan de debiteur wordt kennis gegeven van de onverschuldigde betaling met een gewone brief of met een controle aan huis. Overeenkomstig het Handvest wordt het debet aangetekend verzonden of herinnerd, telkens wanneer de verjaring dreigt (CO 1360 van 1 augustus 2006). Met de dienstbrief II/C/996/83/BH van 19 maart 2008 werden er bijkomende instructies gegeven voor het opmaken van debetten.

    Een voltijdse tewerkstelling toont aan dat de inkomensnorm is overschreden.

    Voorbeeld: Op 5 september 2008 werd de inschrijving als werkzoekende ontvangen.
    Het formulier P20 wordt niet teruggestuurd, ook niet na één herinnering. Uit TRIVIA blijkt dat het kind een activiteit heeft verricht. De gegevens uit TRIVIA tonen voldoende aan dat de inkomensgrens is overschreden, bijgevolg neemt het fonds dienovereenkomstig een beslissing over de uitgevoerde betalingen van de kinderbijslag. Men houdt er rekening mee dat voor het derde kwartaal de DMFA moet worden verwerkt (max. 240 uren). De gegevens inzake de reactivering van de werklozen (bijv. IBO-contracten) kunnen aangevraagd worden bij de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling.

    Voorbeeld: In januari 2008 werd het formulier P19 verstuurd (periode 1 januari 2007 tot 31 december 2007). Een eerste herinnering leverde geen enkel resultaat op. De partner van de werkloze rechthebbende werkt sedert 1 juli 2007 voltijds. Er zijn voldoende bewijzen dat de inkomensgrens is overschreden, bijgevolg neemt het kinderbijslagfonds dienovereenkomstig een beslissing over de uitgevoerde betalingen van de toeslag.

    Wanneer de gegevens die via de verschillende gegevensbanken26 ter beschikking staan, toch geen uitsluitsel bieden en er niettemin informatie (bijv. over het inkomen naar aanleiding van een tewerkstelling in de loop van een kalendermaand) ontbreekt of twijfel bestaat, wordt aan de kinderbijslagfondsen gevraagd om, als ondanks de dreiging met terugvordering het formulier niet wordt teruggezonden, de ontbrekende gegevens op te vragen via een controle met een bezoek aan huis. De geschetste werkwijze geldt vanzelfsprekend ook voor het aanvatten van een procedure tot terugvordering voor het arbeidsgerecht.

    Schematische voorstelling van de procedure bij ontbrekende formulieren - werkwijze alvorens een debet op te maken

    Stap Actie Tijdstip/termijn Inhoud van de beslissing
    1 Verzending van het formulier P19,P20,...... Volgens de richtlijnen  
    2 Formulier wordt niet ontvangen Herinnering na één maand;
    Stopzetting van de provisionele betalingen
    De maand volgend op de verzending van het formulier.
     
    3 Zo mogelijk, de (eind)beslissing op basis van consultatie van de databanken Binnen de maand na de herinnering
    • regularisatie
    • recuperatie
    • geen actie
    • andere actie
      Controle ter plaatse + eindbeslissing Binnen de 4 maand
    • regularisatie
    • recuperatie
    • geen actie

    E. Het formulier om een toeslag aan te vragen (P19) wordt niet teruggestuurd

    Om te vermijden dat bepaalde gezinnen noch de verhoging voor eenoudergezinnen, noch de toeslag aanvragen, blijven de huidige maatregelen inzake de controle ter plaatse gehandhaafd in afwachting dat deze vervangen worden door de nieuwe richtlijnen ter concretisering van de heroriëntering van het sociaal toezicht (Doc. BC 11033 van 4 december 2007).

    Wanneer het formulier om een toeslag aan te vragen niet wordt teruggestuurd, beperkt de opvolging zich voorlopig nog tot het jaarlijks verzenden van een informatieblad en een vraag of het onderzoek moet worden heropend (P19ter).

    Elk jaar wordt een willekeurige selectie van 10 % van de gevallen die geen toeslag ontvangen omdat het recht is afgewezen of het formulier niet werd teruggezonden, thuis bezocht.

    In het kader van de geleidelijke vervanging van recurrente controles door meer "gerichte" bezoeken wordt aan de kinderbijslagfondsen gevraagd de gezinnen thuis te bezoeken en uitgebreid te informeren inzake de voorwaarden om een toeslag te ontvangen en eventueel het desbetreffende formulier P19 te laten invullen. De gevallen waarin een gerichte controle aan huis moet plaatsvinden, worden opgesomd in de CO 1366 van 16 februari 2007, pag. 10.

    In een aparte circulaire zal u later over de controles met bezoeken aan huis nieuwe richtlijnen ontvangen.

    Varia

    Bewijswaarde van de gescande documenten

    De bewijskracht van de op die manier opgeslagen informatie wordt geregeld door artikel 8 van het KB van 22 maart 1993. Het kinderbijslagfonds dat alle juridische procedures heeft doorlopen voor de erkenning van de elektronische archivering der binnengekomen stukken voldoet aan alle wettelijke voorwaarden terzake.
    De op basis van die erkende procedures opgeslagen, bewaarde en weergegeven informatie evenals de kopieën hebben bewijskracht inzake sociale zekerheid, tot bewijs van het tegendeel.

    Op basis hiervan moet worden besloten dat bijv. een kopie van het geboorteattest dat door het kinderbijslagfonds wordt gearchiveerd wettelijke bewijswaarde heeft en dus kan dienen als basis van regularisatie van betalingen.

    Verklaring voor de verzekeringsinstellingen ten behoeve van de volle wezen

    De kinderbijslagfondsen worden eraan herinnerd dat de verklaring die bestemd is voor de mutualiteiten, op tijd moet worden gestuurd (Zie: Omzendbrief van de Minister, MO 605 van 9 oktober 2008). De kinderbijslagfondsen wordt gevraagd een duplicaat van de verzending van het document in het dossier te bewaren of elektronisch te stockeren.

    Herziening van de ongeschiktheid - Nieuw element

    Met de CO 1373 van 5 augustus 2008 werd erop gewezen dat een overeenkomst in het kader van de tewerkstelling voor studenten (code "STU" op het RIP-bericht) niet meer behoort tot de elementen die er kunnen op wijzen dat niet langer zou voldaan zijn aan de reglementaire voorwaarden om op de bijkomende bijslag gerechtigd te zijn (art. 47/63 Kinderbijslagwet) en bijgevolg niet meer automatisch aan de bevoegde geneesheer moet worden gemeld.

    Als bijlage vindt u de tabellen met de aangepaste formulieren- en controleprocedures voor 2009.

    • 1
    • 2
    • 3
    • 4
    • 5
    • 6
    • 7CO 1376 van 8 september 2008
    • 8Vanaf 1 oktober 2008
    • 9Circulaire van de Rijksdienst, CO 1324 en dienstbrief van de RKW 996/15
    • 10Weerlegging van het vermoeden, CO 1324 en dienstbrief van de RKW 996/15
    • 11Weerlegging van het vermoeden
    • 12In functie van de programmawet van 27 december 2004 wordt het recht op de verhoogde schaal hersteld (50bis) op het ogenblik van de scheiding na een huwelijk of de vorming van een feitelijk gezin aan de hand van een officieel document. Het Model J (verklaring van de betrokkene) is voor deze situatie niet dienstig.
      (Min. Omz. nr.588 van 17 maart 2005).
    • 13Van elke consultatie wordt een print in het (elektronisch) dossier bewaard als bewijsmiddel.
    • 14Inzake gegevens overgemaakt met het brevet van rechthebbende: zie tabellen pag. 16
    • 15Aangenomen in de Ministerraad van 23 juni 2006. Dit Charter is een aanvulling op het Handvest van 4 december 1992 van de gebruiker van de openbare diensten. De bedoeling van dit charter is om een aantal nieuwe principes van een goede openbare dienstverlening toe te voegen aan de principes die reeds in het genoemde Handvest vervat zijn.
    • 16KB van 19 maart 2008 (B.S. 15-04-2008)
    • 17Dit onderwerp was al het voorwerp van een onderrichting: cfr. Punt 3, van de circulaire CO 1352 van 20 december 2004 - Een "goed leesbare kopie" in de plaats van een authentiek document
    • 18De kinderbijslag en het kraamgeld worden provisioneel betaald, het ontvangen van de mail-box inzake de geboorte moet opgevolgd worden.
    • 19Bijv. de betrokkene verwijst op het (ondertekende) formulier P19 naar een bijgevoegde nota, aanslagbiljet,.... wat impliciet gelijkstaat met een voldoende verklaring, waarmee het inkomen wordt aangetoond en de toeslag betaalbaar is
    • 20Zie omzendbrief van de Minister van Sociale Zaken, MO 588 van 17 maart 2005
    • 21Voor de gehandicapten boven de 25 jaar is het onderzoek alleen van belang voor de bepaling van de voorrang en de bevoegdheid.
    • 22Cfr. Code H op het Arza-bericht: de student onderworpen aan artikel 37 van het KB van 8 april 1976 (vrijstelling van sociale bijdragen)
    • 23Het formulier P20com is afgeschaft vanaf 1 juli 2007. Het is enkel nog van toepassing voor inschrijvingen als werkzoekende (rechten in toepassing van artikel 62, §5 Kinderbijslagwet tot 30 juni 2007).
    • 24Zie: de bijlagen bij de CO 1025 van 23 juni 1976
    • 25Het Handvest voorziet in een termijn van 4 maanden om te beslissen.
    • 26Evenwel wordt erop gewezen dat voor bepaalde uitkeringen een voorafgaandelijke integratie in het Kadaster nodig is
    Top