Kruimelpad
CO 1325 van 27 november 2000 - Machtiging van het toezichtscomité betreffende de gegevensuitwisseling nodig door de invoering van de intersectoriële inhoudingen
Tekst
Deze omzendbrief bespreekt de beraadslaging nr.00/68 van 25 juli 2000 waarmee het Toezichtscomité bij de KSZ de gegevensuitwisseling tussen de instellingen van de sociale zekerheid, nodig door de invoering van de intersectoriële inhoudingen, machtigde.
Als bijlage vindt u de tekst van de betrokken beraadslaging.
Aangezien de hierna besproken machtiging uitsluitend de uitwisseling van gegevens binnen het KSZ-netwerk betreft, blijven de richtlijnenen verstrekt met de CO 1322 evenals in het bijgevoegde vademecum, met betrekking tot het meedelen van gegevens buiten dit netwerk, volledig van toepassing.
1. Herinnering van de wettelijke context.
1.1. Principe van de invoering van de intersectoriële inhoudingen
Artikel 1410 van het gerechtelijk wetboek bepaalt de voorwaarden waaronder de inhoudingen ambtshalve kunnen verricht worden op sociale uitkeringen van dezelfde aard om de instellingen van de sociale zekerheid de mogelijkheid te bieden de onverschuldigde bedragen die ze vaststelden terug te vorderen. Zo spreekt men van sectoriële inhoudingen wanneer er bijvoorbeeld inhoudingen worden verricht op verschuldigde kinderbijslag om ten onrechte uitgekeerde kinderbijslag terug te vorderen.
Dezelfde bepaling, na de wijzigingen aangebracht door het koninklijk besluit van 20 februari 1997 (zie CO 1308 van 20 juni 1997) en vervolgens door de wet van 25 januari 1999 (zie CO 1319 van 18 maart 1999), stelt eveneens de voorwaaren vast waaronder intersectoriële inhoudingen kunnen verricht worden, dus inhoudingen verricht op sociale uitkeringen van een andere aard dan de ten onrechte uitgekeerde. Zo kunnen er bijvoorbeeld inhoudingen verricht worden op werkloosheidsuitkeringen om een debet terug te vorderen gevormd door ten onrechte uitgekeerde kinderbijslag.
Voor meer details over de inhoudelijke en vormvoorwaarden die moeten nageleefd worden om over te gaan tot intersectoriële inhoudingen, dient men eerder vermelde CO 1319 te raadplegen.
Wij brengen hier enkel de hoofdzaken in herinnering, namelijk:
- dat de fondsen enkel de invoering van intersectoriële inhoudingen mogen vragen wanneer geen enkele vorm van gezinsbijslag nog is verschuldigd aan de bijslagtrekkende/debiteur;
- dat de instellingen van de sociale zekerheid, andere dan de kinderbijslaginstellingen, nooit aan de fondsen mogen vragen om inhoudingen voor hun rekening te verrichten.
1.2. Noodzaak van een machtiging van het Toezichtscomité
Voor de praktische invoering van de intersectoriële inhoudingen, voorzien door artikel 1410 GW, is het noodzakelijk dat de instellingen van de sociale zekerheid de vereiste gegevens onder elkaar kunnen uitwisselen: de instelling die schuldeiser is moet de instelling die debiteur is kunnnen ?lokaliseren?, en vervolgens deze laatste inlichten over het bestaan van een onverschuldigd bedrag waarvan ze de terugvordering zal vragen via inhoudingen.
Dergelijke uitwisselingen van sociale gegevens van persoonlijke aard vereisen de machtiging van het Toezichtscomité krachtens artikel 15, 2de lid van de wet van 15 januari 1990 tot oprichting van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
2. De uitwissling van gegevens gemachtigd door het Toezichtscomité in het raam van de invoering van de intersectoriële inhoudingen
2.1. Types van uitwisseling gemachtigd door het Toezichtscomité.
Er zijn twee types van gegevensuitwisseling toegelaten door het Toezichtscomité :
- ten eerste een elektronische uitwisseling van gegevens tussen de instelling die de schuldeiser is en het personenrepertorium van de KSZ, een uitwisseling bestemd om de sector van de sociale zekerheid te "lokaliseren" die de sociale uitkeringen aan zijn debiteur zou kunnen uitbetalen.
- ten tweede, na deze eerste elektronische uitwisseling, een uitwisseling op papier tussen de instelling die de schuldeiser is en de instelling die effectief een sociale uitkering verschuldigd is ten gunste van de debiteur. De electronische raadpleging mag enkel dienen om een sector van de sociale zekerheid te lokaliseren die een dossier van de debiteur beheert en vervolgens zal men dienen vast te stellen of de betalingen daadwerkelijk gebeuren ten voordele van deze debiteur, en op basis hiervan de toepassing vragen van de inhoudingen door de instelling die deze betalingen verricht.
2.2. Algemene voorwaarden gesteld door het Toezichtscomité om over te gaan tot uitwisseling van gegegevens
Het Toezichtscomité verduidelijkt dat de uitwisselingen die het machtigt moeten berusten op een wettige doeleinden.
Enerzijds verduidelijkt het Toezichtscomité, in verband met de instelling die het personenrepertorium van de KSZ raadpleegt, dat deze raadpleging strikt moet beperkt zijn tot het nagaan van het bestaan van een dossier beheerd door een andere instelling van de sociale zekerheid, met als doel het vragen van de toepassing van de intersectoriële inhoudingen.
In verband met de uitwisseling van gegevens op papier tussen de instelling die de toepassing van de inhouding vraagt en de instelling die gevraagd wordt deze inhouding uit te voeren, moet deze uitwisseling anderzijds betrekking hebben op de gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de intersectoriële inhouding.
In dit verband moet in herinnering gebracht worden dat de briefwisseling waarmee een instelling van de sociale zekerheid vraagt over te gaan tot en (intersectoriële) inhouding voor zijn rekening, in ieder geval verplicht de volgende elementen dient te vermelden:
- de gegevens die de debiteur identificeren;
- het bedrag van het onverschuldigd bedrag en de modaliteiten van de gevraagde inhoudingen (maximum 10 %);
- de datum van de kennisgeving gericht aan de debiteur die hem ervan op de hoogte bracht dat een procedure van intersectoriële inhouding werd ingezet.
Het fonds zal uiteraard ook aan de instelling van de sociale zekerheid waarvan de medewerking gevraagd wordt ieder nieuw element moeten meedelen dat van aard is de oorspronkelijke aanvraag te wijzigen (verandering van het bedrag van de schuld, beperking van het percentage van de inhouding toegestaan aan de debiteur, verzaking aan de terugvordering van het debet of een deel ervan, enz.).
3. Concrete toepassing door de fondsen
3.1. Uitwisseling op papier
De kinderbijslagfondsen die beschikken over precieze informatie die de identificatie mogelijk maakt van de instelling die de sociale uitkeringen toekent aan de bijslagtrekkende/debiteur, kunnen reeds overgaan tot het vragen om terugvordering voor hun rekening, met naleving van de eerder aangehaalde principes.
3.2. Elektronische uitwisseling
De Rijksdienst startte een project op voor het on-line raadplegen van het personenregister van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, dat de mogelijkheid zal bieden tot het snel identificeren van iedere instelling, geciteerd in de machtiging toegestaan door het Toezichtscomité bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, en sociale uitkeringen toekennend aan de bijslagtrekkende/debiteur ten laste van wie een procedure van intersectoriële inhouding in het vooruitzicht is gesteld. Deze procedure zou operationeel moeten zijn tegen april 2001. U zult op het gepaste tijdstip een omzendbrief en een aangepaste gids voor de gebruiker van het informaticasysteem van de RKW ontvangen.
Toezichtscomité bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid
TC/00/96
BERAADSLAGING Nr. 00/68 VAN 25 JULI 2000 BETREFFENDE EEN MACHTIGINGSAANVRAAG VANWEGE HET RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING MET BETREKKING TOT DE RAADPLEGING VAN HET PERSONENREPERTORIUM VAN DE KRUISPUNTBANK MET HET OOG OP DE INTERSECTORIËLE TERUGVORDERING VAN TEN ONRECHTE UITGEKEERDE PRESTATIES
Gelet op de Wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 15, 2e lid;
Gelet op de aanvraag ingediend door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering op 19 juni 2000;
Gelet op het auditoraatrapport van de Kruispuntbank;
Gelet op het verslag van de heer Ringelheim;
ONDERWERP VAN DE AANVRAAG
Krachtens artikel 1410, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999, kunnen ten onrechte uitgekeerde sociale zekerheidsprestaties ambtshalve worden teruggevorderd ten belope van 10 % van iedere latere prestatie die aan de debiteur van het onverschuldigde bedrag of aan zijn rechthebbenden wordt uitgekeerd. Wanneer de terugvordering echter bij gebrek aan nog te betalen prestaties niet meer kan worden uitgevoerd door de instelling of door de uitbetalingsdienst, kan die terugvordering op haar verzoek ambtshalve worden uitgevoerd door een instelling of dienst die één van de volgende prestaties verschuldigd is, ten belope van 10 % van dat bedrag:
- de pensioenen, aanpassingsuitkeringen, renten, rentebijslagen of als pensioen geldende voordelen betaald krachtens een wet, een statuut of een overeenkomst;
- de werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen betaald door de fondsen voor bestaanszekerheid;
- de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid en de invaliditeitsuitkeringen betaald krachtens de wetgeving op de ziekte- en invaliditeitsverzekering of de wet van 16 juni 1960 die onder meer de maatschappelijke prestaties waarborgt ten gunste van de gewezen werknemers van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi en de wetgeving betreffende de overzeese sociale zekerheid;
- de uitkeringen, renten en toelagen betaald krachtens de wetgeving op de vergoeding van schade uit arbeidsongevallen of beroepsziekten of de genoemde wet van 16 juni 1960 of verzekeringsovereenkomsten aangegaan bij toepassing van de wetgeving op de overzeese sociale zekerheid, met uitzondering van het gedeelte van de uitkering bedoeld in artikel 1410, § 2, 4°;
- de uitkering toegekend bij onderbreking van de beroepsloopbaan.
De volgende instellingen van sociale zekerheid wensen een beroep te doen op de mogelijkheid van "intersectoriële terugvordering":
- de RKW en de kinderbijslagkassen;
- de RVP;
- het RIZIV en de verzekeringsinstellingen;
- de RJV en de vakantiekassen;
- de RVA en de uitbetalingsinstellingen;
- de VFBZ en de fondsen voor bestaanszekerheid;
- het FAO;
- het FBZ;
- het RSVZ en de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen;
- de DOSZ;
- de Bestuursdirectie van de Uitkeringen aan Gehandicapten (Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu);
- de RSZPPO;
- de HVZ;
- de OCMW?s.
Ze wensen over de sociaal verzekerden aan wie ze ten onrechte een uitkering hebben toegekend, te weten te komen of deze sociaal verzekerden aanspraak kunnen maken op een uitkering in een andere sector van de sociale zekerheid en, indien dit het geval is, welke instelling/dienst (geïdentificeerd door naam en adres) belast is met de uitbetaling van deze uitkering. Het betreft met name volgende instellingen/diensten:
- de RVP, het Ministerie van Financiën en de overige instellingen belast met de uitbetaling van pensioenen;
- het RIZIV en de verzekeringsinstellingen;
- de RVA en de uitbetalingsinstellingen;
- de VFBZ en de fondsen voor bestaanszekerheid;
- het FAO;
- het FBZ;
- de DOSZ;
De RKW en de kinderbijslagkassen, de RVP, het RIZIV en de verzekeringsinstellingen, de RJV en de vakantiekassen, de RVA en de uitbetalingsinstellingen, de VFBZ en de fondsen voor bestaanszekerheid, het FAO, het FBZ, het RSVZ en de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, de DOSZ, de Bestuursdirectie van de Uitkeringen aan Gehandicapten (Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu), de RSZPPO, de HVZ en de OCMW?s wensen gemachtigd te worden om, met het oog op een intersectoriële terugvordering, het personenrepertorium van de Kruispuntbank te raadplegen, door middel van het elektronische bericht L609.
BEHANDELING VAN DE AANVRAAG
Het personenrepertorium van de Kruispuntbank (de wie-waar-hoe-wanneer-tabel) geeft aan welke personen in welke hoedanigheden dossiers bezitten bij welke instellingen van sociale zekerheid met betrekking tot welke periodes. De raadpleging ervan gebeurt aan de hand van het INSZ van de betrokken persoon en heeft betrekking op de verwijzingsgegevens van alle sectoren van de sociale zekerheid. Door middel van het elektronische bericht L609 bekomt de raadplegende instelling van sociale zekerheid enerzijds het totaal aantal lijnen (elke lijn in het personenrepertorium geeft aan dat binnen de vermelde sector een dossier bestaat met betrekking tot de aangeduide persoon onder een bepaalde hoedanigheid in een bepaalde fase gedurende de opgegeven periode), het volgnummer van de eerste lijn van het antwoord en het volgnummer van de laatste lijn van het antwoord, en anderzijds per lijn de sector, de hoedanigheidscode, de periode en het volgnummer.
Het dient evenwel benadrukt te worden dat de raadpleging van het personenrepertorium van de Kruispuntbank in dit kader enkel een signaalfunctie heeft: de raadplegende instellingen van sociale zekerheid krijgen een aanduiding dat met betrekking tot een bepaalde sociaal verzekerde ook in andere sectoren van sociale zekerheid dossiers worden beheerd en dienen vervolgens contact op te nemen met de betrokken instellingen teneinde na te gaan of en hoeveel er teruggevorderd kan worden (zie verder). Uit de loutere raadpleging van het personenrepertorium kunnen derhalve geen juridische gevolgen worden getrokken.
De mededeling beantwoordt aan wettige doeleinden en is, uitgaande van die doeleinden, ter zake dienend en niet overmatig.
Het raadplegen van het personenrepertorium van de Kruispuntbank zal noodzakelijkerwijze worden gevolgd door het contacteren van sociale zekerheid die een dossier over de betrokkene beheren. Dit zal vooralsnog schriftelijk gebeuren. Het lijkt aangewezen te voorzien in een algemene machtiging voor de onderlinge mededeling van de sociale gegevens van persoonlijke aard die noodzakelijk zijn voor de goede afwikkeling van de intersectoriële terugvordering. Zodra hiertoe echter een geïnstitutionaliseerde elektronische gegevensstroom wordt ontwikkeld, dient het Toezichtscomité Opnieuw te worden geraadpleegd en dient een nieuwe machtiging bekomen te worden.
Het verdient overigens aanbeveling dat de instellingen van sociale zekerheid, voor zover dat nog niet is gebeurd, inspanningen doen om hun dossiers in het personenrepertorium van de Kruispuntbank te integreren aan de hand van hoedanigheidcodes die duidelijk aangeven dat de betrokken sociaal verzekerde al dan niet een uitkering ten laste van de betrokken instelling van sociale zekerheid ontvangt.
PRECEDENTEN
De RVA werd bij beraadslaging nr. 99/59 van 4 mei 1999 gemachtigd om vanwege een aantal instellingen van sociale zekerheid (het RIZIV, het NIC, de verzekeringsinstellingen, de RVP, de DOSZ, het FAO en het FBZ) mededeling te bekomen van het al dan niet bestaan van een recht op prestaties in hoofde van een bepaalde sociaal verzekerde en, in voorkomend geval, de naam en het adres van de uitbetalende dienst. De machtiging werd verleend voor rechtstreekse ad hoc mededelingen op papieren drager; voor systematische mededelingen dient een nieuwe machtiging te worden aangevraagd.
De OCMW's werden bij beraadslaging nr. 99/34 van 2 maart 1999 gemachtigd om het personenrepertorium van de Kruispuntbank te raadplegen met het oog op een efficiënt verloop van het onderzoek naar het toereikend karakter van de bestaansmiddelen of naar de behoefte aan dienstverlening.
BESLUIT
Gelet op voormelde beschouwingen;
gelet op het advies van het Auditoraat van de Kruispuntbank;
lijkt het gegrond de machtiging te verlenen voor volgende mededelingen van sociale gegevens van persoonlijke aard:
- enerzijds de raadpleging van het personenrepertorium van de Kruispuntbank door de RKW en de kinderbijslagkassen, de RVP, het RIZIV en de verzekeringsinstellingen, de RJV en de vakantiekassen, de RVA en de uitbetalings-instellingen, de VFBZ en de fondsen voor bestaans-zekerheid, het FAO, het FBZ, het RSVZ en de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, de DOSZ, de Bestuursdirectie van de Uitkeringen aan Gehandicapten (Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu), de RSZPPO, de HVZ en de OCMW?s, door middel van het elektronische bericht L609, met het oog op het achterhalen van het recht op uitkeringen ten laste van andere sectoren van sociale zekerheid en het efficiënt uitvoeren van de intersectoriële terugvordering, voorzien in artikel 1410, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek. De raadpleging van het personenrepertorium van de Kruispuntbank biedt evenwel enkel een aanduiding dat met betrekking tot een bepaalde sociaal verzekerde ook in andere sectoren van sociale zekerheid dossiers worden beheerd; uit de loutere raadpleging van het personenrepertorium kunnen geen juridische gevolgen worden getrokken.
- anderzijds de onderlinge - schriftelijke en niet-systematische - mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen de voormelde instellingen van sociale zekerheid die een beroep wensen te doen op de mogelijkheid van intersectoriële terugvordering en de voormelde instellingen/diensten die eventueel een uitkering aan de betrokken sociaal verzekerde verschuldigd zijn.
Deze mededeling dient beperkt te worden tot de gegevens die strikt noodzakelijke zijn voor het achterhalen van het recht op uitkeringen ten laste van andere sectoren van sociale zekerheid of voor het afhandelene van de intersectoriële terugvordering. Zodra voor deze mededeling een geïnstitutionaliseerde elektronische gegevensstroom wordt ontwikkeld, dient het Toezichts-comité opnieuw te worden geraadpleegd en dient een nieuwe machtiging bekomen te worden.
Om deze redenen, verleent
Het Toezichtscomité
De machtiging voor de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard aan bovenvermelde instellingen.