Kruimelpad
CO 1218 van 21 september 1989 - KB van 22 juni 1989 tot wijziging van KB van 12 april 1984 tot uitvoering van Art. 42bis en Art. 56, §2, SWKL
Tekst
Het koninklijk besluit van 12 april 1984 bepaalt de voorwaarden waaronder de arbeidsongeschikte gerechtigde, bedoeld in artikel 56, § 2, G.W., de pensioengerechtigde en de uitkeringsgerechtigde volledige werkloze vanaf de zevende maand werkloosheid, recht hebben op de verhoogde kinderbijslag.
Zo mogen de vervangingsinkomens een bepaalde grens niet overschrijden (...).
De wijziging van artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1984 maakt het mogelijk bij de berekening van deze vervangingsinkomens geen rekening te houden met de anciënniteitstoeslag welke aan de oudere werkloze vanaf 1 januari 1989 wordt toegekend door het koninklijk besluit van 13 januari 1989.
Aldus heeft de verhoging van de werkloosheidsuitkering aan de oudere werklozen niet voor gevolg dat wanneer zij samenwonen met een persoon die eveneens een vervangingsinkomen geniet, het recht op de verhoogde kinderbijslag verloren gaat omdat de toegelaten inkomensgrens overschreden wordt.
Deze nieuwe bepaling treedt in werking op 1 januari 1989.
B.S. van 19 juli 1989