Kruimelpad
CO 1219 van 20 december 1989 - Recht op kinderbijslag voor rechthebbenden met personen ten laste - Begrip beroepsactiviteit - Medehelpende echtgenoot
Tekst
Volgens de artikelen 42bis en 56 § 2 G.W. kan het verhoogd tarief worden toegekend wanneer de rechthebbende de hoedanigheid van rechthebbende met personen ten laste bezit.
Een omschrijving van deze hoedanigheid wordt gegeven door het koninklijk besluit van 12 april 1984 ter uitvoering van de artikelen 42bis en 56 § 2 G.W. waarin onder meer bepaald is, dat de echtgenoot van de rechthebbende in beginsel geen beroepsactiviteit1 mag uitoefenen.
De omzendbrief 1130 van 24 juni 1984 verduidelijkt wat onder " beroepsactiviteit" dient te worden verstaan: elke beroepsactiviteit, (...), hetzij loontrekkende hetzij zelfstandige, en zelfs wanneer de reglementering waaronder betrokkene ressorteert qua vervangingsinkomens zich niet zou verzetten tegen deze beroepsactiviteit2 .
De vraag is nu of de activiteit van medehelper van een zelfstandige die mogelijk rechthebbende is op de verhoogde kinderbijslag zoals bepaald in artikel 42bis of artikel 56 § 2 G.W., moet beschouwd worden als een beroepsactiviteit.
De echtgenoot is immers als medehelper niet verzekeringsplichtig ten aanzien van het sociaal statuut van de zelfstandigen (artikel 7, 1° van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen) en het deel van de vergoedingen dat hem/haar overeenkomstig de fiscale wet wordt toegekend (artikel 63 van het Wetboek van de inkomstenbelasting) wordt bij het inkomen van de echtgenoot gevoegd voor de berekening van de door deze laatste verschuldigde bijdragen (artikel 11, § 2, lid 3 van het voornoemde koninklijk besluit nr. 38).
Het Departement heeft laten weten dat de activiteit van de medehelpende echtgenoot beantwoordt aan de definitie van het begrip beroepsactiviteit zoals ze is weergegeven in de omzendbrief 1130.
De in de regeling van de loontrekkenden invalide of gepensioneerde rechthebbende die een zelfstandige activiteit uitoefent en voor wie de toekenning van het verhoogd tarief afhankelijk is van de voorwaarde dat zijn/haar echtgenoot geen beroepsactiviteit3 uitoefent, zal dus geen recht hebben op dit hoger tarief wanneer genoemde echtgenoot de hoedanigheid van medehelpende echtgenoot bezit.
Deze richtlijnen gaan in vanaf 1 juli 1984, datum van inwerkingtreding van het voornoemde koninklijk besluit van 12 april 1984 zonder dat het noodzakelijk is om de reeds uitgevoerde betalingen te herzien.