Kruimelpad
26 juni 2002 - Ministerieel besluit betreffende het gebruik, met het oog op de overdracht van gegevens nodig voor de vaststelling van de rechten op kinderbijslag, van de documenten, certificaten of brevetten, bedoeld in artikel 71, § 3, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 27.7.2002)
Tekst
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "kinderbijslaginstelling": de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, een kinderbijslagfonds erkend of opgericht krachtens de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, de Staat of een overheidsinstelling die wettelijk verplicht is zelf kinderbijslag te verlenen aan haar personeel;
2° "oorspronkelijke instelling": de instelling die actief is of als laatste actief geweest is inzake de betaling van de kinderbijslag;
3° "volgende instelling": de instelling die kinderbijslag moet beginnen te betalen.
Art. 2. Om de gegevens nodig voor de vestiging van het recht op gezinsbijslag over te maken, gebruiken de kinderbijslaginstellingen in de omstandigheden en volgens de regels bepaald in dit besluit de volgende documenten: aanvraag om brevet, brevet van rechthebbende, kwitantie en bijkomend brevet, waarvan het model respectievelijk als bijlage I, II, III en IV bij dit besluit is gevoegd.
HOOFDSTUK II. - Documenten
Afdeling 1. - Aanvraag om brevet
Art. 3. De volgende instelling verzoekt de oorspronkelijke instelling door middel van de aanvraag om brevet haar alle voor het recht op kinderbijslag relevante gegevens mee te delen.
Die aanvraag bevat in elk geval de volgende gegevens:
1° de identificatiegegevens van degene voor wie het recht moet gevestigd worden;
2° de identificatiegegevens van de rechthebbende bij de oorspronkelijke instelling;
3° de omstandigheid die de verandering van bevoegdheid wettigt;
4° de datum waarop de verandering van bevoegdheid ingaat;
5° de datum van het begin van de betalingen.
Art. 4. De kinderbijslaginstelling die een geldige aanvraag om kinderbijslag ontvangt voor één of meer kinderen die reeds rechtgevend waren in een Belgische kinderbijslagregeling, vraagt aan de hand van een aanvraag om brevet binnen 21 kalenderdagen vanaf de dag waarop zij beschikt over de nodige gegevens om de oorspronkelijke instelling te identificeren, de gegevens op die aan de basis liggen van het bij die oorspronkelijke instelling uitgeoefende recht.
De kinderbijslaginstelling die ondervraagd wordt, kan hetzij een instelling zijn bedoeld in artikel 1, hetzij een instelling belast met het uitkeren van gezinsbijslag in de regeling voor zelfstandigen.
Art. 5. De oorspronkelijke instelling die een aanvraag om brevet ontvangen heeft, vult dat brevet volgens de regels in en zendt het binnen 21 kalenderdagen terug. Dezelfde termijn is van toepassing voor een aanvraag om brevet ingediend door een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen.
Afdeling 2. - Brevet van rechthebbende
Art. 6. Het brevet van rechthebbende vermeldt beknopt alle gegevens van het dossier die een rol kunnen spelen bij de vestiging van het recht op kinderbijslag door de volgende instelling.
Dit document bevat de volgende gegevens:
1° de gegevens over de rechthebbende: identificatiegegevens, of de betrokkene langdurig werkloos is, of de betrokkene een feitelijk gezin vormt, welke controledocumenten ingezonden zijn of welke controlebezoeken gedaan zijn;
2° de gegevens over de bijslagtrekkende(n): identificatiegegevens, betrokken kinderen, wetsbepaling op grond waarvan de instelling de bijslagtrekkende(n) heeft bepaald, in voorkomend geval, de gegevens over de sommendelegatie, de voorlopig bewindvoerder of de schuldbemiddelaar, of de betrokkene een feitelijk gezin vormt; bovendien moet de oorspronkelijke instelling vermelden of kraamgeld betaald is en of de terugvordering van een schuld loopt;
3° de gegevens over de rechtgevende kinderen: identificatiegegevens, schoolbezoek, leerovereenkomst of andere opleidingen, eventueel of het kind meer dan 66 % gehandicapt is, of het geplaatst is, de regeling inzake het ouderlijk gezag die voor het kind geldt, het bedrag van de kinderbijslag waar het recht op heeft en de leeftijdstoeslag die het ontvangt, welke controledocumenten ingezonden zijn;
4° alle nuttige bijkomende informatie: welke informatie al aan het gezin gegeven is of welke stappen het gezin of de instelling al heeft ondernomen en die geleid hebben tot een afwijzing.
De oorspronkelijke instelling is verantwoordelijk voor de gegevens die ze overzendt.
Aan het brevet van rechthebbende wordt, in voorkomend geval, een fotokopie van de medische vaststelling, bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, toegevoegd.
Art. 7. Telkens als een oorspronkelijke instelling ten opzichte van de volgende instelling beschikt over gegevens die een nieuw recht wettigen, zendt eerstgenoemde instelling ambtshalve het brevet van rechthebbende over, ingevuld volgens de regels en binnen 21 kalenderdagen.
Art. 8. De instelling die het brevet van rechthebbende ontvangt, kan de erop meegedeelde gegevens gebruiken om het recht op gezinsuitkeringen te vestigen, tenzij ze vaststelt dat de gegevens vermeld in de aanvraag ingediend door de sociaal gerechtigden, niet overeenstemmen met die op het
brevet van rechthebbende.
Afdeling 3. - Kwitantie
Art. 9. De kwitantie wordt door de volgende instelling gebruikt om de oorspronkelijke instelling te verzoeken niet langer kinderbijslag te betalen.
Dit document bevat in elk geval de volgende gegevens:
1° de identificatiegegevens van degene voor wie het recht moet gevestigd worden;
2° de identificatiegegevens van de rechthebbende bij de oorspronkelijke instelling;
3° de omstandigheid die de verandering van bevoegdheid wettigt;
4° de datum waarop de verandering van bevoegdheid ingaat;
5° de datum van het begin van de betalingen.
Afdeling 4. - Bijkomend brevet
Art. 10. Het bijkomend brevet wordt gebruikt als een instelling die reeds aan de verplichtingen inzake het brevet heeft voldaan, kennis krijgt van bijkomende sociale gegevens die van invloed kunnen zijn op het recht bij de volgende instelling.
Het bijkomend brevet bevat in elk geval de volgende gegevens :
1° de identificatiegegevens van de rechthebbende bij de oorspronkelijke instelling;
2° de identificatiegegevens van de rechthebbende bij de volgende instelling;
3° de bijkomende gegevens.
Art. 11. Als een instelling aan de verplichtingen inzake het brevet heeft voldaan en kennis krijgt van bijkomende sociale gegevens die van invloed kunnen zijn op het recht in de volgende instelling, bezorgt zij die informatie binnen 21 kalenderdagen vanaf de dag van kennisname van die nieuwe gegevens aan de volgende instelling aan de hand van een bijkomend brevet.
HOOFDSTUK III - Slotbepalingen
Art. 12. Het ministerieel besluit van 1 augustus 1985 tot instelling van een brevet van rechthebbende ter uitvoering van artikel 71, § 3, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 24 juni 1987 en 9 juni 1989, wordt opgeheven.
Art. 13. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
BIJLAGEN: (1)
1. Aanvraag om brevet
2. Brevet van rechthebbende
3. Kwitantie
4. Bijkomend brevet
(1) Niet opgenomen