Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

31 maart 1984 - Koninklijk besluit nr. 281 houdende bepaalde tijdelijke wijzigingen in de regeling inzake de koppeling van sommige sociale uitkeringen van de maatschappelijke zekerheid en uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk, en tot toekenning van een inhaalpremie aan sommige gerechtigden op sociale uitkeringen (BS 7.4.1984)

    Artikel 1. Dit besluit is van toepasing op de sociale uitkeringen en bedragen welke bij toepassing van de wet van 2 augustus 1971 of de wet van 1 maart 1977 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen zijn gekoppeld of overeenkomstig die wetten worden aangepast, als zij verleend worden of vermeld zijn in de volgende wettelijke of reglementaire regelingen betreffende:

    1° de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit (sector uitkeringen);

    2° de gezinsbijslagen;

    3° de rust- en overlevingspensioenen bedoeld bij artikel 38 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, de rust- en overlevingspensioenen voor zelfstandigen;

    4° de brugpensioenen;

    5° de sociale uitkeringen voor gerechtigden op de overzeese sociale zekerheid;

    6° de invaliditeitspensioenen voor mijnwerkers en ermee gelijkgestelden;

    7° de arbeidsongevallen;

    8° de beroepsziekten;

    9° de arbeidsvoorziening en werkloosheid;

    10° de pool van de zeelieden ter koopvaardij.

    Art. 2. Gedurende de periode van 1 april 1984 tot 31 december 1986 hebben de wettelijke en reglementaire bepalingen waardoor bij artikel 1 bedoelde sociale uitkeringen en bedragen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen slechts uitwerking binnen de volgende perken:

    1° Voor het jaar 1984:
    ze hebben geen uitwerking bij de eerste indexaanpasing na 31 maart 1984, met dien verstande dat de tweede indexaanpassing na 31 maart 1984 geschiedt op basis van de sociale uitkeringen en bedragen verschuldigd voor de maand maart 1984 ;

    2° voor het jaar 1985:
    zij hebben geen uitwerking bij de eerste indexaanpassing na 31 december 1984, met dien verstande dat de tweede indexaanpassing na 31 december 1984 geschiedt op basis van de sociale uitkeringen en bedragen verschuldigd voor de maand december 1984;

    3° voor het jaar 1986:
    ze hebben geen uitwerking bij de eerste indexaanpassing na 31 december 1985, met dien verstande dat de tweede indexaanpassing na 31 december 1985 geschiedt op basis van de sociale uitkeringen en bedragen verschuldigd voor de maand 1985;

    4° Bij ontstentenis in het jaar 1986 van de in het 3° bedoelde indexaanpassingen, hebben de wettelijke en reglementaire bepalingen bedoeld in de inleidende zin van deze paragraaf geen uitwerking bij de eerste indexaanpassing na 31 december 1986, met dien verstande dat de tweede indexaanpassing na 31 december 1986 geschiedt op basis van de sociale uitkeringen en bedragen verschuldigd voor de maand december 1986.

    § 2. De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, bepalen dat de voor 1986 voorziene matiging niet of slechts gedeeltelijk toegepast wordt, indien, door structurele sanering of dankzij de groei van de economische activiteit een voor de sociale zekerheid gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt.

    § 3. Teneinde correcties in te voeren, rekening houdend met de lasten en de financiële draagkracht van de gezinnen, kan de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit, bepalen dat de bepalingen van dit artikel niet of slechts gedeeltelijk van toepassing zijn voor sommige van de bij artikel 1 van dit besluit bedoelde sociale uitkeringen en bedragen.

    Art. 3. In artikel 29bis van het koninklijk besluit nr. 50 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, ingevoegd bij de wet van 27 februari 1976 en gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 16 van 29 november 1978, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1° §1, 2e lid, wordt aangevuld als volgt:
    "Voor de bepaling van voornoemde coëfficiënt wordt het indexcijfer van de consumptieprijzen waaraan de lopende pensioenen worden uitbetaald door 1,02, 1,0404 of 1,0612 gedeeld ; naargelang de indexaanpassing van de lopende pensioenen op de ingangsdatum van het pensioen 1, 2 of 3 maal niet werd toegepast overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 281 houdende bepaalde tijdelijke wijzigingen in de regeling inzake de koppeling van sommige sociale uitkeringen van de maatschappelijke zekerheid en uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk, en tot toekenning van een inhaalpremie aan sommige gerechtigden op sociale uitkeringen. Voor het bepalen van de coëfficiënten die betrekking hebben op de lonen van de jaren 1984, 1985 en volgende mag echter de deler niet groter zijn dan respectievelijk 1,0404, 1,02 en 1."

    2° §2, 2e lid, wordt aangevuld als volgt:
    "De aanpassing, beoogd bij de in lid 1 vernoemde wet, wordt één, twee of driemaal niet toegepast naargelang bij het ingang van het pensioen de indexaanpassing aan de lopende pensioenen één, twee of driemaal niet werd toegepast, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit nr. 281."

    Art. 4. Aan sommige uitkeringsgerechtigden met bescheiden inkomens kan, tijdens de bij artikel 2 van dit besluit, bedoelde periode, een forfaitaire inhaalpremie toegekend worden, die geen aanleiding geeft tot een verhoging van het bedrag van de sociale uitkering.

    De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden en de modaliteiten van toekenning alsmede het bedrag van deze premie.

    Art. 5. Dit besluit is niet van toepassing:

    1° voor de kinderbijslagen toegekend in hoofde van de rechthebbenden bedoeld bij artikel 42bis en 56, § 2, die kinderbijslag genieten tegen het bij artikel 50ter bepaalde bedrag, en artikel 56quinquies, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders ;

    2° voor de kinderbijslag bedoeld in artikel 47 en 56bis, §1, van dezelfde wetten ;

    3° voor de kinderbijslagen voor de kinderen bedoeld in artikel 51, 8°, van dezelfde wetten.

    Art. 6. De Koning kan de bepalingen van artikel 11, §3, en 14, §1, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, aan de bepalingen van dit besluit aanpassen.

    Art. 7 Dit besluit treedt in werking op 1 april 1984.

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top