Kruimelpad
19 april 2005 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 69, § 2bis, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 12.5.2005)
Tekst
Artikel 1. Wordt beschouwd als bijslagtrekkende in de zin van artikel 69, § 2bis, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, in het geval van ontvoering van het kind, de volgende persoon indien hij de voorwaarden vervult bedoeld in het tweede lid:
1° de ouder, vader of moeder, die bijslagtrekkende was voor het ontvoerde kind onmiddellijk voor de ontvoering, bij toepassing van artikel 69, § 1, van dezelfde wetten;
2° bij gebrek hieraan, de moeder van het ontvoerde kind die geen bijslagtrekkende was voor dit kind;
3° bij gebrek hieraan, de vader van het ontvoerde kind die geen bijslagtrekkende was voor dit kind;
4° bij gebrek hieraan, de persoon die bijslagtrekkende was voor het ontvoerde kind onmiddellijk voor de ontvoering, bij toepassing van artikel 69, § 1, tweede lid, van dezelfde wetten.
De personen bedoeld in het eerste lid, mogen slechts beschouwd worden als bijslagtrekkenden indien zij niet rechtstreeks of onrechtstreeks hebben deelgenomen aan de ontvoering van het kind en indien zij hun hoofdverblijfplaats hebben in België in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en zij deze hadden op het ogenblik van de ontvoering van het kind.
Art. 2. Onder ontvoering van het kind in de zin van artikel 69, § 2bis, van dezelfde wetten, moet worden verstaan de handeling die tot doel heeft het kind wederrechtelijk te onttrekken aan het gezag van één van zijn ouders, vader of moeder, of van de persoon die bijslagtrekkende was onmiddellijk voor deze handeling, overeenkomstig artikel 69, § 1, tweede lid, van dezelfde wetten, of van de instelling waar het kind geplaatst was overeenkomstig artikel 70 van dezelfde wetten, wanneer deze handeling:
1° het voorwerp uitmaakt van een klacht of van een aangifte bij de politie, het parket of de Belgische overheden die bevoegd zijn inzake de ontvoering van kinderen;
2° een kind betreft van minder dan achttien jaar oud.
Art. 3. De aanduiding van de bijslagtrekkende overeenkomstig artikel 1 is geldig vanaf de datum van de ontvoering van het kind en zolang deze laatste de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt.
Art. 4. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 5. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.