Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

E/7 van 18 november 2021 - Impact Brexit op het Groeipakket

    E/7 - Mededeling van het VUTG

    18 november 2021

    Betreft: Impact Brexit op het Groeipakket

     

     

    Wettelijke basis

    Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Terugtrekkingsakkoord)

    1. Situering

    Sedert 31 januari 2020 is het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (VK) niet langer lid van de Europese Unie (EU). Op 31 december 2020 liep de overgangsfase, waarin zo goed als niets wijzigde, ten einde. Vanaf 1 januari 2021 trad het nieuwe handels-en samenwerkingsakkoord tussen de EU en het VK voorlopig in werking. Voor de sector van de gezinsbijslagen is enkel het terugtrekkingsakkoord van toepassing en maakt bijgevolg het onderwerp uit van deze mededeling.

    Het terugtrekkingsakkoord garandeert dat burgers en hun gezinsleden in grote lijnen dezelfde rechten behouden als voor de Brexit en voor het einde van de overgangsfase. Dit betekent dat de Europese verordeningen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (VO 883/2004 en 987/2009) en het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (VO 492/2011) onverminderd van toepassing blijven onder bepaalde voorwaarden.

    Deze mededeling licht de impact toe op de sector van de Vlaamse gezinsbijslagen op grensoverschrijdende situaties die reeds bestonden op 31 december 2020 tussen de EU en het VK1 .

    2. Verworven rechten

    De begunstigden van het terugtrekkingsakkoord genieten verder van de toepassing van de Europese verordeningen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (VO 883/2004 en 987/2009) en het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (VO 492/2011).

    Echter genieten de begunstigden, afhankelijk van het artikel van het terugtrekkingsakkoord dat op hun situatie van toepassing is van alle, of slechts een gedeelte van de bepalingen van de socialezekerheidsverordeningen.

    • De begunstigde die onder artikel 32, 1ste lid, d) van het terugtrekkingsakkoord valt, zal enkel de toepassing van de artikelen 67, 68 en 69 van VO 883/2004, en de artikelen 58 tot en met 61 van de toepassingsverordening 987/2009 kunnen inroepen. Zie punt 3.1.3.
    • Op de begunstigden die onder artikel 30, 1ste lid of artikel 10 van het terugtrekkingsakkoord vallen zijn de VO 883/2004 en 987/2009 integraal van toepassing. Zie punt 3.1.1.

    De begunstigden van het terugtrekkingsakkoord zijn EU-burgers en VK-onderdanen (en hun gezinsleden) die voor het einde van de overgangsfase, ten laatste op 31 december 2020 gebruik maakten van het vrij verkeer. Onder bepaalde voorwaarden kunnen ook derdelanders en hun gezinsleden als begunstigden van het terugtrekkingsakkoord worden beschouwd.

    De rechten die de begunstigden verwerven, blijven ook na het einde van de overgangsfase van toepassing, tenzij er zich een bepaalde wijziging in de situatie voordoet.

    3. Personeel toepassingsgebied

    3.1. Wie kan beschouwd worden als begunstigde van het terugtrekkingsakkoord?

    Voor wat betreft de sector van de gezinsbijslagen kunnen enkel de sociaal verzekerden (en hun gezinsleden), zoals opgesomd in artikel 3, 1ste lid van het samenwerkingsakkoord van 6 september 20172  begunstigden zijn van het terugtrekkingsakkoord. Dit zijn meer bepaald de ouder, de persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad van die ouder en met wie de ouder feitelijk of wettelijk samenwoont en de echtgeno(o)t(e) van de ouder met betrekking tot hun eigen of gemeenschappelijke kinderen.

    • Vb.1: Een Brits gezin bestaande uit beide ouders en twee kinderen woont in het VK en één van beide ouders is reeds voor 31 december 2020 tewerkgesteld in België. Deze ouder kan beschouwd worden als begunstigde van het terugtrekkingsakkoord aangezien een ouder op basis van artikel 3 van het SWA als sociaal verzekerde wordt genoemd.
    • Vb.2: Indien binnen het gezin uit voorbeeld 1 een kleinkind wordt geboren, zal de grootouder die in België tewerkgesteld is, niet beschouwd kunnen worden als sociaal verzekerde op basis van artikel 3 van het SWA. Voor het kleinkind kan er bijgevolg geen Groeipakket uitbetaald worden in toepassing van de Europese verordeningen.
    3.1.1. Artikel 30, 1ste lid van het terugtrekkingsakkoord
    • Punten a) en b) van dit artikel hebben betrekking op EU-burgers die op het einde van de overgangsfase onder de Britse wetgeving vallen, ongeacht hun woonplaats en op Britse onderdanen die op het einde van de overgangsfase onder de wetgeving van een EU-lidstaat vallen, ongeacht hun woonplaats.
      • Vb. 1: Een Belg woont in Ierland en is tewerkgesteld in het VK à EU-onderdaan die wegens zijn tewerkstelling in het VK onder de Britse wetgeving valt, en dit ongeacht zijn woonplaats.
      • Vb. 2: Een Brit woont in het VK en is tewerkgesteld in Vlaanderen à Britse onderdaan die onder de Belgische wetgeving valt omwille van zijn tewerkstelling in Vlaanderen, en dit ongeacht zijn woonplaats.
    • Punten c) en d) betreft EU-burgers op wie de wetgeving van een EU-lidstaat van toepassing is op het einde van de overgangsfase en hun woonplaats in het VK hebben en Britse onderdanen op wie de Britse wetgeving van toepassing is op het einde van de overgangsfase en hun woonplaats in een EU-lidstaat hebben.
      • Vb. 1: Een Nederlander woont in het VK maar is tewerkgesteld in Vlaanderen à EU-burger die in het VK woont maar op wie de Belgische wetgeving van toepassing is.
      • Vb. 2: Een Brit woont in Frankrijk maar is tewerkgesteld in het VK à Britse onderdaan die in een EU-lidstaat woont maar op wie de Britse wetgeving van toepassing is.
    • Punt e) betreft EU-burgers die op het einde van de overgangsfase werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige verrichten in het VK maar op basis van titel II van VO 883/2004 onderworpen zijn aan de wetgeving van een EU-lidstaat en vice versa voor Britse onderdanen. Titel II van VO 883/2004 bepaalt welke wetgeving van toepassing is op een sociaal verzekerde afhankelijk van zijn situatie (algemene en bijzondere regels). Punt e) zal vooral betrekking hebben op situaties beschreven in de artikelen 12 en 13 van VO 883/2004).
      • Bijzondere regels (artikel 12, VO 883/2004)
        • Gedetacheerde werknemers blijven onderworpen aan de wetgeving van de oorspronkelijke (lid)staat mits de detachering de toegelaten maximumduur niet te boven gaat en de gedetacheerde niet wordt uitgezonden om een ander te vervangen.
          • Vb.: Een Belg tewerkgesteld voor een Belgische werkgever wordt gedetacheerd voor een periode van 2 jaar naar het VK waar hij ook gaat wonen à blijft onderworpen aan Belgische wetgeving.
        • Gedetacheerde zelfstandigen blijven onderworpen aan de wetgeving van de oorspronkelijke (lid)staat, tenzij de te verwachten duur van de werkzaamheden in een andere (lid)staat de maximaal toegelaten duur overschrijdt.
          • Vb.: Een Britse zelfstandige neemt een opdracht aan voor het verrichten van werken in Vlaanderen waarvan de te verwachten duurtijd 1 jaar bedraagt à blijft onderworpen aan de Britse wetgeving.
      • Verrichten van werkzaamheden in loondienst in twee of meer (lid)staten (artikel 13, 1. VO 883/2004)
        • De wetgeving van de woonplaats is van toepassing indien hij er een substantieel3  deel van zijn werkzaamheden verricht of indien hij werkzaam is bij verschillende ondernemingen of werkgevers die hun zetel of domicilie hebben op het grondgebied van verschillende (lid)staten.
        • De wetgeving van de (lid)staat waar de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij voornamelijk werkzaam is zich bevindt als hij geen substantieel deel van zijn werkzaamheden verricht in de (lid)staat waar hij woont.
          • Vb.: Een Brit woont in het VK en werkt voor een Belgische onderneming zowel in het VK als in België. Hij verricht minstens 25% van zijn werkzaamheden in het VK à Britse wetgeving van toepassing.

            Indien uit de algemene beoordeling blijkt dat hij minder dan 25% van zijn werkzaamheden in het VK verricht en het substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden zich in België situeert, zal hij onder toepassing van de Belgische wetgeving vallen.
      • Verrichten van werkzaamheden anders dan in loondienst in twee of meer (lid)staten (artikel 13, 2. VO 883/2004)
        • De wetgeving van de (lid)staat waar hij woont, indien hij daar een substantieel4  deel van zijn werkzaamheden verricht.
        • De wetgeving van de (lid)staat waar zich het centrum van belangen van zijn werkzaamheden bevindt, indien hij niet woont in een van de (lid)staten waar hij een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht.
          • Vb.: Een Fransman woont in Vlaanderen en werkt er als zelfstandige tijdens de week. In het weekend werkt hij af en toe als zelfstandige in het VK à Belgische wetgeving van toepassing aangezien een substantieel deel van de werkzaamheden verricht wordt in het woonland.
      • Verrichten van werkzaamheden in loondienst en anders dan in loondienst in verschillende (lid)staten (artikel 13, 3., VO 883/2004)
        • De wetgeving van de (lid)staat waar hij werkzaamheden in loondienst verricht.
          • Vb.: Een Brit woont in Frankrijk en werkt halftijds als werknemer in België en halftijds als zelfstandige in Frankrijk à Belgische wetgeving van toepassing aangezien hij in België tewerkgesteld is als werknemer.
      • Tewerkgesteld als ambtenaar in een (lid)staat en werkzaamheden, al dan niet in loondienst, in één of meer andere (lid)staten (artikel 13, 4., VO 883/2004)
        • De wetgeving van de (lid)staat waaronder de dienst ressorteert waarbij hij werkzaam is als ambtenaar.
          • Vb.: Belgische ambtenaar, woonachtig in het VK en tewerkgesteld voor de FOD Buitenlandse Zaken werkt in het weekend als zelfstandige in het VK à Belgische wetgeving van toepassing.
    • Punt f) bepaalt dat vluchtelingen en staatlozen die in een lidstaat of het VK wonen en zich in één van de situaties onder punt a) tot e) bevinden ook als begunstigden van het terugtrekkingsakkoord kunnen beschouwd worden.
    • Punt g) stelt dat ook derdelanders die zich in één van de situaties onder punt a) tot e) bevinden eveneens als begunstigden van het terugtrekkingsakkoord mogen beschouwd worden.

      Belangrijk voor deze laatste twee categorieën is dat zij legaal moeten verblijven in een EU-lidstaat of het VK5 . Het bewijs van legaal verblijf dient bewezen te worden aan de hand van een officieel document uitgereikt door het land van verblijf.
      • Vb. 1: Een Pakistaan die legaal verblijft in het VK en tewerkgesteld is in Vlaanderen à Belgische wetgeving van toepassing
      • Vb. 2: Een door België erkende vluchteling die legaal in België verblijft, oefent een zelfstandige activiteit uit in België en daarnaast is hij ook tewerkgesteld in loondienst in het VK à Britse wetgeving van toepassing aangezien het VK het land is waar hij werkzaamheden in loondienst uitoefent.
    3.1.2. Artikel 30, 2de lid van het terugtrekkingsakkoord

    De sociaal verzekerden die onder artikel 30, 1ste lid van het terugtrekkingsakkoord vallen (cf. opsomming in 3.1.1.), genieten de volledige toepassing van de Europese coördinatieverordeningen. Echter dienen zij zich ononderbroken te bevinden in één van de in het eerste lid bedoelde situaties. Een overgang van het ene punt naar het andere binnen het eerste lid is mogelijk en wordt niet aanzien als een onderbreking.

    • Vb.: Een Belgische burger die met zijn gezin in het VK woont en werkt in Vlaanderen valt onder punt c) van het eerste lid.

      Indien hij zijn tewerkstelling in Vlaanderen beëindigt en een tewerkstelling aanvangt in het VK zal hij niet langer onder punt c) vallen, maar wel onder punt a).

      Stel dat diezelfde Belgische burger nadien zijn tewerkstelling in het VK beëindigt en een zelfstandige activiteit aanvangt in Ierland, zal hij opnieuw onder toepassing van punt c) vallen.

    Concreet zal men spreken van een onderbreking indien de persoon niet langer voldoet aan de voorwaarden van het 1ste lid, namelijk als de wetgeving van een (lid)staat niet langer van toepassing is.

    De wetgeving van een (lid)staat is niet langer van toepassing indien er:

    • niet langer/geen tewerkstelling of verzekerbaarheid6  is in de betreffende (lid)staat,

          EN

    •  niet langer/geen sprake is van legaal verblijf in de betreffende (lid)staat.

    Of de onderbreking volstaat om een einde te maken aan de toepassing van het terugtrekkingsakkoord, dient door de bevoegde diensten, met name de RSZ en/of de Dienst Vreemdelingenzaken/gemeenten, geëvalueerd te worden. In principe kan een onderbreking van 1 dag volstaan om een einde te maken aan de toepassing van het terugtrekkingsakkoord.

    In bepaalde situaties zal men dan kunnen terugvallen op artikel 32, 1ste lid, d) van het terugtrekkingsakkoord (zie punt 3.1.3.) of artikel 30, 3de lid van het terugtrekkingsakkoord (zie punt 3.1.4.). Het is echter wel belangrijk te noteren dat eenmaal een persoon uit het toepassingsgebied van artikel 30 valt, hij hier nadien niet meer opnieuw kan onder vallen.

    • Vb.: Een Brits gezin met twee kinderen woont en werkt in Vlaanderen en valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van artikel 30, 1ste lid, punt b) van het terugtrekkingsakkoord. Op 15 juni 2021 beëindigen beide ouders hun tewerkstelling in Vlaanderen en verhuizen ze opnieuw naar het VK. De kinderen blijven verder in Vlaanderen wonen om hun studies af te werken. Vanaf juli 2021 valt het gezin onder toepassing van artikel 31, 1ste lid, d) van het terugtrekkingsakkoord.

      Betrokkenen kunnen nadien niet opnieuw onder toepassing van artikel 30 van het terugtrekkingsakkoord vallen.
    3.1.3. Artikel 32, 1ste lid van het terugtrekkingsakkoord

    Artikel 32, 1ste lid, d) biedt een vangnet in situaties waarbij de sociaal verzekerde zich niet in een grensoverschrijdende situatie (EU-VK) bevindt, maar zijn gezinsleden wel.

    De sociaal verzekerden die onder toepassing van dit artikel vallen, genieten verder van de toepassing van de artikelen 67, 68 en 69 van VO 883/2004, en de artikelen 58 tot en met 61 van de toepassingsverordening 987/2009.

    • Artikel 67 betreft de export van de gezinsbijslagen
    • Artikel 68 betreft de prioriteitsregels bij samenloop van rechten
    • Artikel 69 betreft aanvullende bepalingen voor wezen

    De situaties die onder toepassing van dit artikel vallen, zijn de volgende:

    1. burgers van de Unie, staatlozen en vluchtelingen die in een lidstaat wonen alsmede onderdanen van derde landen die aan de voorwaarden van VO 859/2003 voldoen en in een lidstaat wonen, welke onder de wetgeving van een lidstaat vallen7  en familieleden hebben die aan het eind van de overgangsperiode in het Verenigd Koninkrijk wonen;
      • Vb.: Een Belgische burger die woont en werkt in Vlaanderen op het einde van de overgangsfase en wiens Britse echtgenoot woont in het VK met de kinderen.

        ndien de Britse echtgenoot en de kinderen verhuizen naar Vlaanderen na de overgangsfase, zal artikel 32, 1ste lid, d) niet langer van toepassing zijn. Het terugtrekkingsakkoord is bijgevolg niet langer van toepassing.

    Indien de Britse echtgenoot en de kinderen later opnieuw verhuizen naar het VK, vallen zij buiten het toepassingsgebied van het terugtrekkingsakkoord.

    1. Britse onderdanen alsmede staatlozen en vluchtelingen die in het Verenigd Koninkrijk wonen en onderdanen van derde landen die aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 859/20038  voldoen en in het Verenigd Koninkrijk wonen, op wie de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk van toepassing is en die familieleden hebben die aan het eind van de overgangsperiode in een lidstaat wonen.
      • Een Canadees woont (legaal verblijf) en werkt in het VK. Zijn echtgeno(o)t(e) en kinderen verblijven legaal in Vlaanderen.

    Belangrijk:

    • Het is niet noodzakelijk dat op het einde van de overgangsfase effectief gezinsbijslagen worden betaald, enkel dat er een potentieel recht9  bestaat voor kinderen die op het einde van de overgangsfase in het VK of een EU-lidstaat verblijven.
    • Indien er echter een nieuw kind bijkomt na het einde van de overgangsfase (nieuwe geboorte of nieuw kind in het gezin), zal dit kind niet onder toepassing van artikel 32, 1ste lid, d) vallen. Bijgevolg zal er voor dit kind geen gezinsbijslag in toepassing van VO 883/2004 worden toegekend en dient onderzocht te worden of dit kind een recht kan openen op basis van interne regelgeving.
    3.1.4. Artikel 30, 3de lid van het terugtrekkingsakkoord

    Op basis van artikel 30, 3de lid van het terugtrekkingsakkoord, genieten personen die niet of niet langer onder toepassing van artikel 30, 1ste lid vallen, maar wel onder toepassing van artikel 10 van het terugtrekkingsakkoord, van de volledige toepassing van de regels betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

    Het betreft onder meer:

    • Kinderen geboren na het einde van de overgangsfase wiens ouder(s)10  onder toepassing van artikel 30, 1ste lid van het terugtrekkingsakkoord vielen aan het einde van de overgangsfase.

      Vb.: Brits gezin woont en werkt in Vlaanderen aan het einde van de overgangsfase en heeft 1 kind geboren in 2019 en 1 kind geboren in 202211 . à deze kinderen zullen wanneer zij sociaal verzekerden worden, ook begunstigden van het terugtrekkingsakkoord zijn voor eigen kinderen indien duurzaam12  verblijf behouden blijft in VL13 .
    • Personen met een dubbele nationaliteit (EU/VK) die voor het einde van de overgangsfase gebruik hebben gemaakt van het vrij verkeer.

      Vb.: Een Belg die ook de Britse nationaliteit bezit, geboren is in België en steeds onderworpen is geweest aan de Belgische sociale zekerheid, verhuist voor het einde van de overgangsfase naar het VK.

    4. Materieel toepassingsgebied

    4.1. Gezinsbijslag

    Enkel gezinsbijslagen in de zin van artikel 1, z) van VO 883/2004 vallen onder het materieel toepassingsgebied van het terugtrekkingsakkoord.

    Voor Vlaanderen betekent dit dat de selectieve participatietoeslag en de andere toelagen (kinderopvang- en kleutertoeslag) hier niet onder vallen. Deze toelagen kunnen echter wel betaald worden indien het kind schoolgaand is in Vlaanderen of er naar de kinderopvang gaat onder de betreffende voorwaarden van het Groeipakketdecreet.
     

    4.2. Startbedrag geboorte en adoptie

    De startbedragen geboorte en adoptie zijn uitgesloten uit de materiële werkingssfeer van VO 883/2004 maar artikel 24 van het terugtrekkingsakkoord garandeert de verdere toepassing van VO 492/2011 zodat de export van beide startbedragen mogelijk blijft zoals bepaald in artikel 7, 2de lid van deze verordening.

    4.3. Bestaande en toekomstige rechten op gezinsbijslag

    Het terugtrekkingsakkoord garandeert dat sommige sociaal verzekerden die voor het einde van de overgangsfase gebruik hebben gemaakt van het vrij verkeer verder kunnen genieten van de toepassing van de Europese coördinatieverordeningen.

    Het is echter niet noodzakelijk dat er voor het einde van de overgangsfase reeds een recht op gezinsbijslagen geopend was. Het volstaat dat de sociaal verzekerde voor het einde van de overgangsfase zich in een grensoverschrijdende situatie14  tussen de EU en het VK bevond.

    Dit betekent dat niet enkel bestaande rechten op gezinsbijslag gewaarborgd zijn, maar ook een recht op gezinsbijslagen dat na het einde van de overgangsfase ontstaat blijft gewaarborgd, mits de sociaal verzekerde onder toepassing van artikel 30, 1ste lid valt15 .

    Punt 5 van deze mededeling bespreekt de werkwijze die gehanteerd dient te worden om de begunstigden van het terugtrekkingsakkoord te identificeren, afhankelijk van hun situatie en of het een bestaand of toekomstig recht betreft.

    5. Identificatie van de begunstigden van het terugtrekkingsakkoord

    5.1. Verblijfskaart M

    Personen die legaal in België verblijven en begunstigde zijn van het terugtrekkingsakkoord zullen in het bezit worden gesteld van een M-kaart. Zij moeten hiervoor echter een aanvraag indienen16  die moet gebeuren ten laatste op 31 december 2021. Een latere aanvraag is nog mogelijk indien kan aangetoond worden dat de aanvraag niet eerder kon worden ingediend.

    Concreet betekent dit:

    • Voor reeds bestaande rechten17  op gezinsbijslag aan het einde van de overgangsfase kan het recht verder worden toegekend, zo lang betrokkene in het bezit is van een geldige verblijfskaart. Dit hoeft niet noodzakelijk een M-kaart te zijn. Ook oude verblijfskaarten (bvb.: E-kaart) die recht gaven en waarvan de geldigheidsduur nog niet verstreken is, komen in aanmerking.
    • Voor toekomstige rechten die ontstaan na het einde van de overgangsfase, kan het recht enkel vastgesteld worden indien op het ogenblik van de aanvraag betrokkene beschikt over een M-kaart. Een bijlage 56 wordt niet aanvaard. Op het ogenblik dat de M-kaart wordt uitgereikt zal het recht op gezinsbijslagen ontstaan. Het recht zal niet retroactief worden toegekend.

    Begunstigden van het terugtrekkingsakkoord hebben recht op een duurzaam verblijf als zij gedurende vijf jaar een ononderbroken wettig verblijf in België hebben. Zowel periodes voor als na de overgangsfase worden meegeteld.

    • Begunstigden die nog geen duurzaam verblijf hebben, krijgen een M-kaart die vijf jaar geldig is. Houders van deze kaart worden ingeschreven in het vreemdelingenregister.
    • Begunstigden met een duurzaam verblijf krijgen een M-kaart die tien jaar geldig is. Bij de opmerkingen op deze M-kaart wordt vermeld dat het om een duurzaam verblijf gaat. Houders van deze kaart worden ingeschreven in het bevolkingsregister.

    Het onderscheid tussen het al dan niet hebben van een duurzaam verblijf is belangrijk om te bepalen hoelang een periode van onderbreking in het verblijf in België mag duren alvorens het voordeel van de toepassing van het terugtrekkingsakkoord te verliezen.

    • Indien men een duurzaam verblijf bezit, mag men maximaal 5 jaar buiten België verblijven. Bij terugkeer naar België binnen een periode van 5 jaar kan men opnieuw in het bezit worden gesteld van een M-kaart.
    • Indien men nog geen duurzaam verblijf bezit, mag de periode van onderbreking van verblijf in België niet langer dan 6 maanden bedragen.

    5.2. N-kaart

    Britse onderdanen die voor het einde van de overgangsfase als grensarbeider in België tewerkgesteld waren, ontvangen een N-kaart.

    • Deze kaart is vijf jaar geldig.
    • Deze kaart houdt geen verblijfsrecht in België in, maar met de N-kaart kunnen grensarbeiders ook vanaf 1 januari 2021 zonder formaliteiten heen en weer reizen tussen België en het Verenigd Koninkrijk (of de lidstaat waar zij verblijfsrecht hebben) en in België werken zonder arbeidskaart.
    • Artikel 106 van het Verblijfsbesluit is niet van toepassing op begunstigde grensarbeiders. Zij moeten dus niet dagelijks of wekelijks terugkeren naar het land waar zij wonen.
    • Houders van een N-kaart worden ingeschreven in het wachtregister.

    5.3. Begunstigden van het terugtrekkingsakkoord zonder M- of N-kaart18

    Personen die aanspraak maken op de toepassing van het terugtrekkingsakkoord en geen houder van een M- of N-kaart zijn, dienen zelf het bewijs aan te leveren dat zij begunstigden van het terugtrekkingsakkoord zijn.

    Het bewijs kan geleverd worden aan de hand van een attest van een binnen- of buitenlandse overheidsinstelling19  dat betrokkene ononderbroken begunstigde was van het terugtrekkingsakkoord of een bevestiging van het buitenlandse verbindingsorgaan dat betrokkene begunstigde is van het terugtrekkingsakkoord.

    In ieder geval kan men stellen dat voor dossiers waarin Groeipakket20  betaald werd in samenloop met het VK voor het einde van de overgangsfase (31/12/2020), de betalingen verder kunnen gezet worden totdat zich een onderbreking voordoet op het vlak van verblijf en/of prestaties.

    In geval van twijfel/onduidelijkheid kan het dossier voorgelegd worden aan: advies@vutg.be

    6. Formulieren

    Voor contacten met de Britse instanties voor gezinsbijslagen moet beroep gedaan worden op SED’s via RINA.

    De gezinssamenstelling dient jaarlijks opgevraagd te worden door middel van een E401 of uittreksel gezinssamenstelling, samen met P12 aan betrokkene.

    Voor de controle van het schoolbezoek kan een Engelstalige P7int worden gebruikt, maar andere documenten met dezelfde inhoud (E402 etc.) mogen aanvaard worden.

    7. Bijlage

    • 1Inclusief nieuwe geboorten na 31 december 2020 binnen gezinnen die begunstigden zijn van het terugtrekkingsakkoord.
    • 2Samenwerkingsakkoord van 6 september 2017 tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de aanknopingsfactoren, het beheer van de lasten van het verleden, de gegevensuitwisseling inzake de gezinsbijslagen en de praktische regels betreffende de bevoegdheidsoverdracht tussen de kinderbijslagfondsen.
    • 3Indien in het kader van een algemene beoordeling blijkt dat minstens 25% van de arbeidstijd van een werknemer in een (lid)staat wordt besteed en/of minstens 25% van het loon in een (lid)staat) wordt verdiend, geldt dit als indicatie dat een substantieel gedeelte van de werkzaamheden van die werknemer in deze (lid)staat wordt verricht (art. 14, VO 987/2009).
    • 4Indien in het kader van een algemene beoordeling blijkt dat minstens 25% van de omzet, de arbeidstijd, het aantal verleende diensten en/of de inkomsten in een (lid)staat is voldaan, geldt dit als indicatie dat een substantieel gedeelte van alle werkzaamheden van de zelfstandige in deze (lid)staat wordt verricht (art. 14, VO 987/2009).
    • 5Zoals bepaald in VO 859/2003.
    • 6Werkloosheidsuitkeringen, ziekte-uitkeringen, pensioenen, etc…
    • 7Het is mogelijk dat men in Lidstaat A woont, maar onder de wetgeving van Lidstaat B valt omdat men er tewerkgesteld is.
    • 8Legaal verblijf
    • 9Potentieel recht = indien een sociaal verzekerde op basis van prestaties of verblijf een recht zou kunnen openen voor een kind (het hoeft niet uitbetaald te worden, dus ook geschorste rechten)
    • 10Ook toekomstige ouders die zich in een grensoverschrijdende situatie (EU-VK) bevonden voor het einde van de overgangsfase.
    • 11Ook als het eerste kind pas na het einde van de overgangsfase geboren wordt.
    • 12Zie punt 5.1.
    • 13Dus voor kinderen die zelf statuut van sociaal verzekerde verkrijgen overeenkomstig voormelde SWA, blijft TA van toepassing voor eigen kinderen. Het toepassingsgebied van het TA stopt bij deze eigen kinderen.
    • 14Er hoeft nog geen recht op gezinsbijslagen te zijn, het volstaat dat betrokkene zich bevindt in één van de situaties beschreven in art. 30 of 32.
    • 15Om art. 32 toe te passen moet er reeds een kind zijn voor het einde van de overgangsfase, niet voor toekomstige kinderen.
    • 16De aanvraag dient te gebeuren bij de gemeente waar betrokkenen gewoonlijk verblijft.
    • 17Het betreft dossiers waarin het recht reeds was vastgesteld
    • 18Britten, derdelanders, staatlozen en vluchtelingen die in België wonen kunnen enkel als begunstigden van het terugtrekkingsakkoord beschouwd worden indien ze een M-kaart kunnen voorleggen. Indien zij in België tewerkgesteld zijn, worden zij beschouwd als begunstigden van het terugtrekkingsakkoord mits voorlegging van een N-kaart.
    • 19Hiervoor bestaat geen modelformulier. Het document kan aangeleverd worden door betrokkene zelf of de vraag kan gesteld worden aan het verbindingsorgaan van de betrokken (lid)staat.
    • 20Gezinsbijslagen, niet de selectieve participatietoeslag en de andere toelagen.
    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top