Kruimelpad
996/69 van 21 november 2006 - Vaststelling van het recht op kinderbijslag voor een meerderjarig kind dat afwisselend en even lang bij beide ouders verblijft
Tekst
De Rijksdienst heeft de afgelopen maanden verschillende vragen ontvangen over de procedure die geldt wanneer een meerderjarig kind afwisselend en even lang bij beide ouders verblijft.
Hierna vindt u een overzicht van de vragen en antwoorden. Ze zijn bedoeld als hulpmiddel voor de dossierbeheerders bij de afhandeling van de concrete betaaldossiers.
Volledigheidshalve worden vooraf de basisprincipes van de uitgewerkte procedure in herinnering gebracht.
1. Herinnering aan de basisprincipes van de uitgewerkte procedure 1
(CO 1356 en bijlage bij CO1356)
- Drie maanden voordat het minderjarige kind dat in co-ouderschap wordt opgevoed of waarvoor het co-ouderschap wordt vermoed, de leeftijd van 18 jaar bereikt, wordt aan de beide ouders een informatiebrief verstuurd, ongeacht of de kinderbijslag op dat ogenblik aan de vader of aan de moeder wordt uitbetaald. Het doel van deze informatieverstrekking is de ouders te informeren over de gevolgen van het einde van het co-ouderschap op het recht op kinderbijslag. Daarnaast wordt aan de ouders gevraagd de bijgevoegde verklaring terug te sturen als het kind na de meerderjarigheid verder afwisselend en even lang bij beide ouders zal verblijven (of op een studentenkamer woont zonder er ingeschreven te zijn, aansluitend op een regeling van afwisselend en even lang verblijf).
- Wanneer de ouders verklaren dat het kind na de meerderjarigheid verder afwisselend en even lang bij beide ouders verblijft (of op een studentenkamer woont zonder er ingeschreven te zijn, aansluitend op een regeling van afwisselend en even lang verblijf), wordt de juridische fictie van het gemeenschappelijke gezin verder toegepast. De moeder blijft zo de bijslagtrekkende. Als de vader echter de hoedanigheid van bijslagtrekkende verkreeg op basis van artikel 69, § 1, derde lid KBW wordt verder aan hem betaald.
- De juridische fictie van het gemeenschappelijke gezin is toepasselijk, zolang de twee ouders achter het afwisselend en even lang verblijf blijven staan.
Als het kind meerderjarig wordt, houdt het ouderlijk gezag op. Het kind kiest op dat moment vrij waar het wil verblijven. Een domiciliewijziging van het meerderjarig kind van de vader naar de moeder of omgekeerd, houdt bijgevolg geen herziening van het dossier in als de twee ouders het afwisselend en even lang verblijf bevestigen. - De uitgewerkte procedure is gebaseerd op de continuïteit van de situatie zoals die bestond vóór de meerderjarigheid. Als het kind verder afwisselend en even lang bij de twee ouders verblijft (of op een studentenkamer woont zonder er ingeschreven te zijn, aansluitend op een regeling van afwisselend en even lang verblijf) verandert er niets op gebied van de kinderbijslag, ook niet wat betreft de bijslagtrekkende. Wanneer één van de ouders echter om een verandering van bijslagtrekkende vraagt, houdt dit in dat deze ouder een wijziging in de bestaande regeling wenst en bijgevolg niet langer achter het afwisselend en even lang verblijf staat. De rechthebbende en de bijslagtrekkende worden vanaf de datum van een dergelijke vraag vastgesteld op basis van het domicilie van het kind. Daarbij dienen de algemene bepalingen betreffende de verandering van rechthebbende, bijslagtrekkende en trimestrialisering te worden toegepast.
- De uitgewerkte procedure is per e-mail aan de kinderbijslagfondsen meegedeeld in mei 2006. Op 9 juni 2006 volgde de bevestiging per circulaire. De nieuwe procedure is dus in ieder geval op algemene wijze van toepassing op de kinderen die de leeftijd van 18 jaar bereiken vanaf 1 oktober 2006. De afgehandelde gevallen dienen niet systematisch te worden herzien. Dit neemt niet weg dat de uitgewerkte procedure binnen de perken van de verjaring voorzien in artikel 120 KBW kan worden toegepast, op vraag van (één van) de ouders. Reeds in het verleden werd immers aanvaard dat bij bewezen beurtouderschap de juridische fictie van het gemeenschappelijke gezin verder kon worden toegepast na de meerderjarigheid van het kind.
In de marge zij opgemerkt dat de wet van 18 juli 2006 tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting van het kind van wie de ouders gescheiden zijn en tot regeling van de gedwongen tenuitvoerlegging inzake huisvesting van het kind2 in werking is getreden op 15 september 2006. Deze wet strekt ertoe de gelijkmatig verdeelde huisvesting te bevorderen en is dus relevant in het kader van de voorliggende problematiek, maar noopt niet tot een aanpassing van de procedure zoals uitgewerkt in CO 1356.
2. Overzicht van de gestelde vragen over de uitgewerkte procedure
(CO 1356 en bijlage bij CO 1356) en de antwoorden
Over de procedure betreffende het afwisselend en even lang verblijf
1. Vanaf welke datum is de uitgewerkte regeling op algemene wijze van toepassing?
2. Waarom dient de informatiebrief te worden verstuurd als de vader al tijdens de minderjarigheid de kinderbijslag opeiste?
3. Bij de meerderjarigheid van het kind hebben de twee ouders verklaard dat het kind verder afwisselend en even lang bij de twee ouders zal verblijven. De kinderbijslag wordt aan de vader betaald. Hoe dient een kinderbijslagfonds te handelen wanneer het meerderjarig kind op het adres van de moeder wordt gedomicilieerd? De ouders ondervragen of het afwisselend en even lang verblijf voortduurt? Het afwisselend en even lang verblijf verder toepassen en het initiatief om een wijziging mee te delen aan de ouders overlaten?
4. Wanneer het afwisselend en even lang verblijf na de meerderjarigheid voortduurt, hoe kan de moeder opnieuw bijslagtrekkende worden als het kind op haar adres wordt ingeschreven?
5. De moeder, zelfstandige verklaart dat het afwisselend en even lang verblijf niet langer van toepassing is. Bijgevolg dient het recht op kinderbijslag in de zelfstandigenregeling gevestigd te worden. Vanaf welke datum dient men de betalingen over te nemen in de regeling voor zelfstandigen?
6. Bij gebrek aan een verklaring van de vader, bezorgt de moeder het kinderbijslagfonds een kopie van het bestaande vonnis dat voorziet in afwisselend en even lang verblijf bij beide ouders. Het fonds past bijgevolg de juridische fictie van het gemeenschappelijke gezin verder toe en motiveert die beslissing aan beide ouders. De vader reageert en stelt dat dit vonnis niet langer van toepassing is. Volstaat zijn verklaring of moet hij een kopie van een ander vonnis bezorgen?
7. Een kind gaat op de leeftijd van 17 jaar alleen wonen. Twee jaar later gaat het opnieuw in het gezin van één van de ouders wonen. Moet het afwisselend en even lang verblijf dan onderzocht worden? Zo ja, hoe moet men daarbij te werk gaan.
8. Een meerderjarig kind gaat na een periode van afwisselend en even lang verblijf bij beide ouders alleen wonen. Later wordt het opnieuw op het adres van één van de ouders gedomicilieerd. Is de vroegere verklaring inzake het afwisselend en even lang verblijf nog geldig of moet een nieuw onderzoek naar de gedeelde huisvesting worden ingesteld?
9. Wanneer het afwisselend en even lang niet langer geldt, wordt het recht op kinderbijslag vastgesteld op basis van het domicilie van het kind. Hoe dient men het recht vast te stellen als de feitelijke verblijfplaats van het kind niet overeenstemt met zijn domicilie? Welke bewijsmiddelen mag men bijvoorbeeld aanvaarden om vast te stellen dat het kind ondanks zijn domicilie bij de vader in werkelijkheid bij de moeder woont.
10. De juridische fictie van het gemeenschappelijke gezin is eveneens van toepassing wanneer het kind al meerderjarig is wanneer de ouders feitelijk gescheiden gaan leven en de twee ouders verklaren dat het kind afwisselend en even lang bij beide ouders zal verblijven.
Mag men in dit geval het model L aan de ouders toezenden mits aanpassing van de verwijzing naar het bereiken van de meerderjarigheid in de toekomst? Dient men in afwachting van de verklaring de werkelijke verblijfplaats van het kind als toekenningscriterium te nemen en de kinderbijslag aan de vader te betalen indien het kind bij hem zijn domicilie heeft of dient men de betaling in beraad te houden en zo ja tot wanneer?
Hoe tewerk gaan als het kind bij de vader is gedomicilieerd?
Er dient een keuze te worden gemaakt tussen het vermijden van een onderbreking in de betalingen en een onmiddellijke betaling aan de "juiste bijslagtrekkende". Aangezien het kind meerderjarig is, is er geen sprake van gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag door de twee ouders. In die omstandigheden is tot op heden in de onderrichtingen steeds vooropgesteld dat men dient te vermoeden dat het kind bij de ouder verblijft bij wie het zijn domicilie heeft. De bewijslast van het tegendeel ligt bij de ouders (cfr. CO 1307 van 20 juni 1997). Uitgaande van dit principe kan het kinderbijslagfonds bij de mededeling van de feitelijke scheiding bij gebrek aan tegenbewijs geleverd door één van de ouders de kinderbijslag aan de vader betalen. De beslissing wordt aan de twee ouders gemotiveerd conform het Handvest van de sociaal verzekerde. Tezelfdertijd worden de twee ouders geïnformeerd over de toepasselijke regeling die geldt wanneer het kind na de scheiding verder afwisselend en even lang bij de beide ouders verblijft. Indien deze verklaring binnen 30 dagen door beide ouders wordt teruggestuurd, wordt de bijslag opnieuw aan de moeder uitbetaald. De inmiddels verrichte betalingen mogen als te goeder trouw uitgevoerd, beschouwd worden. Wel dient het verschuldigd bedrag in dat geval vanaf de feitelijke scheiding herzien te worden uitgaande van de situatie in het nieuwe gezin van de moeder.
Andere vragen
11. Kan de vader zijn vraag om de kinderbijslag voor een minderjarig kind dat hij samen met de moeder in co-ouderschap opvoedt, aan hem te betalen, herroepen?
12. Blijft een sommendelegatie geldig na de meerderjarigheid van het kind?