Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

999/173 van 12 mei 2015 - Verlenging van de beroepsinschakelingstijd (BIT) - Aanvullingen en voorbeelden bij CO 1395

    1. Vooraf: welke situaties verlengen de toekenningsperiode?

    De toekenningsperiode van 360 kalenderdagen wordt verlengd met de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) bepaalde periode waarmee de beroepsinschakelingstijd verlengd wordt tot het kind een tweede positieve evaluatie krijgt van de inspanningen om werk te vinden. Voorwaarde hierbij is dat het kind een nieuwe evaluatie van zijn zoeken naar werk aangevraagd heeft binnen vijftien werkdagen na de datum waarop een dergelijke aanvraag mogelijk is in toepassing van artikel 36, § 8, tweede lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering. Het gaat hier dus enkel om een mogelijkheid van verlenging wegens negatieve evaluaties van het zoekgedrag wanneer de jongere om een nieuwe evaluatie overeenkomstig voornoemde wetsbepaling vraagt.

    Hierover werden in de circulaire CO 1395 van 14 november 2014 aanvullende instructies gegeven.

    2. De opvolgingsprocedure1 door RVA

    • Tijdens de beroepsinschakelingstijd wordt de jongere tweemaal opgeroepen voor evaluatie, ook al was de eerste evaluatie negatief. Aangezien RVA niet op de hoogte is van de concrete situatie van de werkzoekende wordt er een uitnodiging verstuurd in de 7e en 11e maand tijdens de beroepsinschakelingstijd (BIT), behalve in het geval van de reeds gekende situaties (bijv. tewerkstelling). Er wordt dus veelal een oproepingsbrief verstuurd (alleen niet gekende situaties). Zelfs al heeft de jongere (op voorhand) laten weten dat bij in het volgende academiejaar de studies zal hernemen zal de RVA steeds een evaluatiegesprek uitvoeren in de 11e maand van de BIT.
    • Zolang de opvolgingsprocedure loopt, verwittigt RVA de jongere in de 5e of de 6e maand na een vorige negatieve evaluatie vanaf wanneer zij/hij een nieuw evaluatiegesprek kan aanvragen. In die brief zal de aandacht van de jongere erop gevestigd worden dat een aanvraag binnen 15 werkdagen volgend op die datum een voorwaarde is om het recht op kinderbijslag tijdens de verlenging van de BIT te kunnen behouden2 . Wanneer de werkzoekende na de beroepsinschakelingstijd van 12 maanden zelf een aanvraag om nieuwe evaluatie indient, wordt deze aanvraagdatum door RVA in de oproepingsbrief vermeld.

    • Sommige situaties worden gelijkgesteld met een positieve evaluatie : tewerkstelling, beroepsopleiding gedurende vier maand, instapstage, zelfstandige in hoofdactiviteit, vrijwillige militaire inzet. In gevallen die onmiddellijk recht kunnen geven op een positieve evaluatie wordt er geen oproepingsbrief verstuurd maar een positieve evaluatie gezonden aan de jongere.

    • Ziekte en detentie worden niet gelijkgesteld met BIT; de uitkeringsaanvraag voor inschakelingsuitkeringen zal dan ook op een later tijdstip dienen te gebeuren. Indien het gesprek niet kan doorgaan omwille van ziekte, kan de betrokkene schriftelijk uitstel vragen tot na zijn ziekteperiode. De periodes van langdurige ziekte worden niet mee opgenomen in de evaluatieperiode, wat in extreme gevallen tot gevolg zal hebben dat het nog moeilijk zal zijn op een verantwoorde wijze te evalueren.

    • Moederschapsrust wordt wel gelijkgesteld met BIT; de beschermde periode wordt niet mee in de evaluatieperiode betrokken; deze loopt in principe vanaf de zevende dag voor de vermoedelijke bevallingsdatum tot negen weken na de effectieve bevallingsdatum;

    • Verblijf in het buitenland wordt niet gelijkgesteld met (verlengde) BIT, (behalve in het geval van een door de RVA goedgekeurde stage in het buitenland tijdens de verlenging). De uitkeringsaanvraag voor inschakelingsuitkeringen zal dan ook op een later tijdstip dienen te gebeuren. De BIT wordt verlengd met de periode van verblijf in het buitenland, maar geeft geen recht op kinderbijslag (niet ten gevolge van en negatieve evaluatie).

    • Niet-gemotiveerde afwezigheid op het evaluatiegesprek is gelijk aan een negatieve beslissing. De werkzoekende jongere wordt schriftelijk op de hoogte gesteld. Deze negatieve beslissing dient als basis voor de toekenning van een verlenging van het recht voor de kinderbijslag.

    3. De opvolgingsprocedure bij de kinderbijslagfondsen

    • De in- en uitschrijvingen zowel tijdens de toekenningsperiode (TP) als tijdens de verlenging van de BIT worden gekwalificeerd conform de richtlijnen van de dienstbrief, 999/c.153 van 1 juli 2009, punt 2.1. Een uitschrijving bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (D043) heeft geen rechtstreekse gevolgen op het recht op kinderbijslag. Met latere uitschrijvingen wordt immers overeenkomstig het KB van 12 augustus 2015 geen rekening gehouden.

    • De gegevens van RVA zijn bepalend om vast te stellen tot wanneer het recht op kinderbijslag kan onderzocht worden tijdens de verlenging van de BIT. Elke latere negatieve evaluatie geeft aanleiding tot een infobrief in de 5e of 6e maand na de negatieve evaluatie; het initiatief ligt bij de jonge werkzoekende om een evaluatie te vragen met het model van brief dat in de bijlage bij de info is gevoegd. De kinderbijslagfondsen verwijzen in de informatieverstrekking naar de brief van RVA, maar voegen geen modelbrief bij, waarmee de jongere een nieuwe aanvraag bij RVA kan indienen.

    • Ziekte tijdens de verlenging van de TP wordt op niet dezelfde manier behandeld als ziekte in de initiële TP. Ziekte wordt door RVA niet als BIT in aanmerking genomen. Bijgevolg kan ook de TP niet verlengd worden over die periode (geen statuut in de zin van artikel 62 §5 AKBW). Na de ziekte herneemt de BIT en wordt bijgevolg de verlenging van de TP hernomen. De einddatum van de betalingen bij het begin van de ziekte en de datum van herva tti ng van de betal ingen na de ziekte worden vastgesteld overeenkomstig artikel 48 AKBW. Er is geen toepassing van de 5-dagenregel. Duurt de ziekte langer dan de verlenging met 6 maanden, dan moet aan RVA gevraagd worden wanneer ten vroegste een nieuwe aanvraag om evaluatie kan gedaan worden. De provisionele betaling van de kinderbijslag kan dan worden hernomen vanaf de dag volgend op de einddatum van de ziekte (rekening houdende met artikel 48 AKBW) tot en met de maand waarin een nieuwe evaluatie kan worden uitgevoerd. Op de einddatum van die periode wordt dan opnieuw overgeschakeld op de standaardprocedure, nl. verzending van een formulier P20 en de module BIT-3 (cfr. infra). Om de tijdigheid van de aanvraag te beoordelen worden ook aanvragen tijdens de ziekte in aanmerking genomen. Er moet dus een aanvraag gebeurd zijn tijdens of na de ziekte, maar uiterlijk binnen 15 werkdagen na de datum waarop de RVA stelt dat een nieuwe evaluatie mogelijk is.

    • Wanneer bepaalde andere atypische situaties (bijvoorbeeld verblijf in het buitenland, detentie) door RVA niet in aanmerking worden genomen als BIT en daardoor de initiële BIT (periode van 310 dagen in de zesdagenweek) niet afloopt 310 dagen na de begindatum ervan, maar later, is er geen recht op kinderbijslag tijdens deze periode van verblijf in het buitenland na de initiële TP van 360 dagen. Alleen periodes van BIT (vanaf de 311e dag) leiden tot een verlenging van de TP

      Algemene samenvatting i.v.m. schorsing en verlenging BIT in atypische situaties:

      Wanneer zich tijdens de verlenging van de TP (na de initiële periode van 360 dagen) een atypische situatie (verblijf in het buitenland, ziekte, detentie,...) voordoet, wordt de beslissing van de RVA gevolgd om het recht op kinderbijslag te bepalen:

      • Indien RVA (na initiële periode van 310 dagen in de zesdagenweek) tijdens de situatie in kwestie de BIT laat doorlopen, dan wordt ook de TP met dezelfde periode verlengd.

      • Indien RVA op basis van de situatie in kwestie de BIT schorst en na de situatie voortzet dan wordt de verlenging van de TP aan het begin van de situatie stopgezet en na het einde van de situatie hernomen, waarbij telkens artikel 48 AKBW wordt toegepast.

      • Indien RVA op basis van de situatie in kwestie de BIT stopzet, eindigt ook de verlenging van de TP aan het begin van die situatie.

      In al deze gevallen dient men desgevallend bij RVA na te vragen wanneer de intiële periode van de BIT van 310 dagen afliep, welke periodes vanaf de 311e dag als BIT in aanmerking werden genomen en wanneer de jongere een nieuw evaluatiegesprek kon aanvragen in het raam van het onderzoek naar de tijdigheid van de aanvraag, nl. binnen de 15 werkdagen na de dag waarop ten vroegste een nieuwe aanvraag kan worden ingediend.

    • Op basis van de gegevens over de negatieve evaluatie tijdens de BIT kan provisioneel doorbetaald worden tot en met de maand waarin de termijn van zes maanden (dag op dag) na de vorige of oudste negatieve evaluatie afloopt, voor zover aan al de andere toekenningsvoorwaarden is voldaan. De validatie van deze provisioneel uitbetaalde kinderbijslag alsook het verdere recht op kinderbijslag (nieuwe verlenging) gebeurt bij ontvangst van de gegevens over de datum waarop een nieuwe aanvraag werd ingediend en het resultaat van de nieuwe evaluatie.

    • Soms is een oproeping niet meer nodig en wordt de jongere toegelaten tot de inschakelingsuitkeringen. Wanneer de jongere tijdens de verlenging van de BIT voor het aflopen van de termijn van zes maanden recht verkrijgt op inschakelingsuitkeringen, dan eindigt de verlengde TP de dag die voorafgaat aan de begindatum van het recht op inschakelingsuitkeringen.

    • De kinderbijslagfondsen mogen elk bewijs waaruit blijkt dat de jongere tijdig een nieuw evaluatiegesprek heeft aangevraagd in aanmerking nemen voor de vaststelling van het recht op kinderbijslag. Vanaf 1 januari 2015 geldt enkel nog de datum die door RVA op de oproepingsbrief/kennisgeving wordt vermeld. De huidige kennisgevingen van de positieve en negatieve evaluaties bevatten enkel gegevens van de betreffende evaluatie. In sommige gevallen wordt verwezen naar een eerdere positieve of negatieve evaluatie zonder vermelding echter van een datum van deze beslissing. Als bewijs van de datum geldt de oproepingsbrief of beslissing waarin melding wordt gemaakt van de datum van de oproepingsbrief.

    4. De stopzetting van de opvolgingsprocedure door de kinderbijslagfondsen

    De kinderbijslagfondsen zetten de opvolging van de BIT-verlenging stop, na:

    • Twee positieve evaluaties,

    • De jongere ontvangt een uitkering wegens werkloosheid/ziekte

    • De jongere is na de BIT gedurende twee kwartalen werknemer (twee DMFA's);

    • De jongere heeft niet of niet tijdig de verlenging aangevraagd.

    5. Formulieren en modules

    De RVA heeft in de brief die naar de werkzoekende 5 à 6 maanden na een negatieve evaluatie wordt gestuurd het belang van de aanvraag in functie van het bekomen van de kinderbijslag opgenomen. Bij de infobrief werd een formulier gevoegd waarmee de werkzoekende de aanvraag om evaluatie kan indienen. Daarom is het niet meer nodig het model bij de "bit-modules" nog een aanvraag om evaluatiegesprek bij te voegen. RVA heeft ons meegedeeld dat die aanvragen niet in de geïnformatiseerde procedure passen en enkel leiden tot verwarring en overbodig werk.

    • Verzending van de formulieren

    Aan het einde TP: verzending P20 + P20com

    Ontvangen formulieren (gegevens) Actie
    P20 + P20com P20: validatie of regularisatie uitgevoerde betalingen TP
    P20 com: onderzoek recht voor 1e verlenging
    Enkel P20 Validatie of regularisatie uitgevoerde betalingen TP, geen herinnering P20com
    Enkel P20com P20 herinneren
    Noch P20 noch P20com P20 herinneren

    Aan het einde van de periode van zes maanden tijdens de verlenging: verzending P20 + BIT-3; geen P20com (only once)

    Ontvangen formulieren (gegevens) Actie
    P20 + gegevens BIT-3 P20: validatie of regularisatie uitgevoerde betalingen in verlengde TP

    BIT-3: onderzoek recht voor de periode die volgt op de periode van zes maanden volgend op een vorige negatieve evaluatie

    Enkel P20 BIT-3 enkel herinneren indien noodzakelijk(geen tewerkstelling, inschakelingsuitkeringen, studies)
    Enkel BIT-3 P20 herinneren
    Noch P20 noch BIT-3 P20 (altijd herinneren) + BIT-3 herinneren indien noodzakelijk (geen tewerkstelling, inschakelingsuitkeringen, studies)
    Voorbeeld:

    De TP begint op 1 augustus 2013. De BIT-periode loopt tot 29 juli 2014.
    Op 1 augustus 2014 stuurt het kinderbijslagfonds het formulier P20+ P20COM.

    Hypothese I: Geen antwoord van het gezin

    Het kinderbijslagfonds herinnert op 4 september 2014 het formulier P20.

    Hypothese II: Het gezin stuurt de P20 + P20com terug op 20 augustus.

    Er is een positieve evaluatie op 25 februari 2014 en een negatieve evaluatie op 24 juni 2014. De BIT wordt verlengd tot 31 december 2014. Naar aanleiding van de beslissing stuurt het kinderbijslagfonds de (aangepaste) module BIT_2. Op 10 oktober 2014 begint het kind een tewerkstelling. Het kinderbijslagfonds verstuurt het formulier P20 en schorst de betaling (cfr. dienstbrief 999/153). Op 5 januari 2015 verstuurt het kinderbijslagfonds de formulieren P20 + module BIT_3. Het gezin stuurt de formulieren niet terug. Gelet op de tewerkstelling van de jongere vanaf oktober 2014 wordt enkel het formulier P20 herinnerd. Ook de herinnering blijft zonder gevolg. De uitgevoerde betalingen worden ambtshalve gevalideerd op basis van het gekende arbeidsvolume (Rip + DMFA consulteren) volgens de 5-dagenregel (38 uren per week).

    6. Vermeldingen op het brevet

    Voor de kinderen voor wie de BIT is verlengd moet op het Brevet van rechthebbende (mod. Y) worden vermeld "BIT verlengd tot XXX/XXX/XXX, met andere woorden de einddatum van de periode van zes maanden volgend op de negatieve beslissing, die bepalend is voor het onderzoek naar de tijdigheid van een volgende aanvraag.

    7. Bijlage

    Als bijlage gaat de lijst met antwoorden op vragen die door de kinderbijslagfondsen aan FAMIFED zijn gesteld.

    Mocht u geen elektronische versies ontvangen hebben, dan kunnen die worden aangevraagd bij griet.smets @famifed.be.

    • 1Deze bevoegdheden werden door de zesde staatshervorming op 1 juli 2014 naar het Vlaamse, Waalse en Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap overgedragen werden. (zie www.vdab.be, www.actiris.be, www.brussel-economie-werk.be, www.forem.be, www.emploi.wallonie.be, www.ifapme.be, www.adg.be).Er werd evenwel een overgangsfase voorzien tijdens dewelke RVA deze bevoegdheid voorlopig verder blijft uitoefenen. De RVA blijft dus op grond van het continuïteitsbeginsel, belast met de uitvoering van deze materie tot op het tijdstip waarop het Gewest operationeel in staat is om deze bevoegdheid uit te oefenen. De bevoegdheid om de uitkeringen uit te betalen wordt niet overgedragen aan de Gewesten en blijft toegewezen aan de RVA, in samenwerking met de uitbetalingsinstellingen.
    • 2Indien u een nieuwe evaluatie van uw inspanningen wil vragen, dient u bijgevoegd formulier "Vraag voor een evaluatiegesprek tijdens de beroepsinschakelingstijd" in te vullen en ondertekend terug te sturen naar het werkloosheidsbureau. Het adres van het werkloosheidsbureau vindt u bovenaan links op huidige brief. Belangrijk: u dient, om uw kinderbijslag te behouden, zes maand na de negatieve evaluatie een nieuwe evaluatie te vragen, zelfs als u werkt, ziek bent of zwanger bent en u zich bevindt in de periode tijdens de welke het verboden is te werken.
    Top