Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

MO 561 van 26 april 1999 - Beroep voor het Hof van Cassatie en prejudiciële vraag gesteld aan het Arbitragehof - Herinnering van de onderrichtingen van MO 378 van 20 oktober 1980

     

    Deze omzendbrief heeft als doel de onderrichtingen te verstrekken betreffende de mededeling door de kinderbij-slaginstellingen van bepaalde inlichtingen in het raam van gerechtelijke procedures.

    1. De kinderbijslaginstelling die partij is in het geschil voor het Hof van Cassatie, hetzij omdat zij een voorziening in cassatie indient, hetzij omdat zij antwoordt op een voorziening, richt, volgens het geval, een verzoekschrift of een memorie aan het Hof. Dit document bevat de verschillende middelen die de instelling wenst te doen gelden voor dat Hof.

    Ook wanneer het Arbitragehof een prejudiciële uitspraak doet, kan de betrokken kinderbijslaginstelling die van een belang doet blijken, een memorie richten aan dat Hof en hierdoor beschouwd worden als partij in het geding.

    Gezien de belangrijke beslissingen die door het Hof van Cassatie of het Arbitragehof kunnen getroffen worden en hun eventuele gevolgen op de wetgeving inzake kinderbijslag, moet iedere memorie die door een kinderbijslaginstelling voor deze rechtsinstanties wordt neergelegd voortaan vooraf aan mijn administratie voorgelegd worden. Het ontwerp van memorie dient medegedeeld te worden aan het Bestuur van de Sociale Zekerheid van mijn Departement, Zwarte Lievevrouwstraat 3c, 1000 Brussel, ten laatste tien werkdagen voor het verstrijken van de termijn bepaald in de artikelen 1073 en 1093 van het Gerechtelijk Wetboek om een verzoekschrift of een memorie voor het Hof van Cassatie neer te leggen (drie maanden behoudens uitzondering) of vijf werkdagen voor het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 87 van de bijzondere wet op het Arbitragehof om een memorie voor dat Hof neer te leggen (dertig dagen voor de personen die van een belang doen blijken).

    2. Daarenboven werd er vastgesteld dat verscheidene kinderbijslaginstellingen de vonnissen en arresten uitgesproken in verband met de kinderbijslag niet of laattijdig hebben toegezonden en dit niettegenstaande de onderrichtingen verstrekt in de ministeriële omzendbrief nr. 378 van 20 oktober 1980.

    Ik vezoek de kinderbijslaginstellingen deze onderrichtingen zeer nauwgezet na te leven en alle vonnissen en arresten waarin zij partij zijn voor de arbeidsgerechten en het Hof van Cassatie, aan mijn voormelde administratie toe te zenden binnen de dertig dagen na hun betekening. De rechtspraak betreffende de kinderbijslag voor gehandicapte kinderen moet evenwel aan het Ministerie worden medegedeeld volgens de onderrichtingen vervat in de ministeriële omzendbrief nr. 532 van 21 januari 1994.

    IN 'T KORT:

    - Beroepen voor het Hof van Cassatie: mededeling van de memorie aan het Ministerie ten laatste tien werkdagen voor het verstrijken van de wettelijke termijn voor het voorleggen van het verzoekschrift of de memorie voor dat Hof;

    - Prejudiciële vraag gesteld aan het Arbitragehof: mededeling van de memorie aan het Ministerie ten laatste vijf werkdagen voor het verstrijken van de wettelijke termijn voor het neerleggen van deze memorie aan dat Hof;

    - Rechtspraak betreffende de kinderbijslag: mededeling van de vonnissen en arresten aan het Ministerie binnen de dertig dagen na hun betekening.

    Top