Kruimelpad
10 juli 1990 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 4 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 1.9.1990)
Tekst
Opgeheven vanaf 1.1.1999 - Wet van 10.6.1998, art. 19 - BS 15.8.1998.
_______________
Dit koninklijk besluit blijft van toepassing op de betrokken werkgevers ten opzichte van de werknemers die voor 1.1.1999 in dienst getreden zijn, als volgt (Wet van 10.06.1998, B.S. 15.08.1998):
"Artikel 1. De samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders zijn van toepassing op de vrije universiteiten en ermee gelijkgestelde inrichtingen:
1° voor hun academisch personeel, met inachtname van ondervermelde voorwaarden;
2° en voor hun wetenschappelijk personeel.
Art. 2. Maandelijkse hoofdelijke bijdragen, voorzien door artikel 78 van dezelfde wetten, zijn verschuldigd voor het academisch personeel dat uitsluitend of in hoofdzaak, in een vrije universiteit of ermee gelijkgestelde inrichting is tewerkgesteld.
Onder voorbehoud van artikel 87 van voormelde wetten, zijn hoofdelijke bijdragen, voorzien bij artikel 77 van deze wetten verschuldigd voor het academisch personeel dat als bijberoep in een vrije universiteit of ermee gelijkgestelde inrichting is tewerkgesteld, in verhouding tot het aantal gepresteerde arbeidsdagen waarbij een lesuur wordt gelijkgesteld met een arbeidsdag.
Art. 3. In de zin van artikel 2, eerste lid, dient het beroep als uitsluitend te worden beschouwd, indien de betrokkene geen enkele andere activiteit uitoefent en indien het jaarlijks ten minste 35 lesuren van minimum een uur omvat, gespeid over minstens vier maanden.
Art. 4. In de zin van artikel 2, eerste lid, dient het beroep als hoofdzakelijk te worden beschouwd, indien aan deze bezigheid de meeste tijd wordt besteed, rekening houdende met het feit dat een lesuur wordt gelijkgesteld met een arbeidsdag en indien het jaarlijks ten minste 35 lesuren van minimum een uur omvat, gespreid over minstens vier maanden.
Art. 5. In de zin van artikel 2, tweede lid, dient het beroep als bijberoep te worden beschouwd, indien aan een andere bezigheid meer tijd wordt besteed, rekening houdend met het feit dat een lesuur wordt gelijkgesteld met een arbeidsdag.
Art. 6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1990. "