Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

11 januari 2007 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 56, § 2, derde lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (B.S. 09.02.2007)

    Artikel 1. De rechthebbende bedoeld in artikel 56, § 2, derde lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, behoudt het recht op de toeslagen bedoeld in artikel 50ter van dezelfde wetten als alle hierna volgende voorwaarden vervuld zijn:

    - als de activiteit onmiddellijk volgt op een van de situaties bedoeld in artikel 56 van de genoemde wetten of, bij gebrek daaraan, als tussen de twee periodes niet meer tijd verloopt dan het aantal opeenvolgende kalenderdagen waarvoor een werkloze niet opnieuw werkloosheidsuitkeringen moet aanvragen na een onderbreking van die uitkeringen, op grond van artikel 91 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering. Bij de berekening van dat aantal dagen tellen dagen die overeenstemmen met de situaties bedoeld in artikel 53, § 1, 2°, 3° en 9°, van dezelfde wetten niet mee;
    - als de rechthebbende op het ogenblik dat hij zijn activiteit begint, recht heeft op de toeslagen bedoeld in artikel 50ter ;
    - als hij rechthebbende is met personen ten laste zoals door Ons bepaald.
    De rechthebbende opent het recht op de toeslag voor het kwartaal waarin hij de activiteit begonnen is en ook voor de zeven kwartalen na het vermelde kwartaal.
    De activiteit wordt geacht voortgezet te zijn ondanks onderbrekingen :
    - door een periode van effectieve uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid van minder dan zes maanden;
    - door een periode van arbeidsongeschiktheid bedoeld in bovenvermeld artikel 56, van minder dan zes maanden;
    - door een periode van minder dan zes maanden bestaande uit effectieve uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid en uit arbeidsongeschiktheid;
    - door andere situaties dan de uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid of de arbeidsongeschiktheid bedoeld in bovenvermeld artikel 56, waarvan de duur het aantal opeenvolgende kalenderdagen bedoeld in het eerste lid, eerste streepje, niet overschrijdt, na aftrek van eventuele dagen bedoeld in bovenvermeld artikel 53, § 1, 3° en 9°.
    Wanneer de activiteit niet kan worden geacht voortgezet te zijn wegens de overschrijding van de termijnen bepaald in het derde lid, wordt de onderbreking in aanmerking genomen vanaf deze overschrijding.

    Art. 2. Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als artikel 195 van de programmawet (I) van 27 december 2006.

    Art. 3. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top